‘We wroeten graag in de tuin’
Een weiland, met eventueel ook een huis aan, dat was wat Mitra Kooyman en Sahir Yerunkar zochten toen ze op ‘huizenjacht’ gingen. Een groot stuk gras om er een natuurlijk paradijs van te kunnen maken. Vandaag zijn we 16 jaar verder en is dat weiland waarlijk een paradijs, op meer dan één manier.
Is het ‘natuurlijke’ van een tuin erg belangrijk voor jullie?
Sahir Yerunkar: ‘Absoluut. Al het gras dat je hier ziet, is nog het oorspronkelijke gras van het weiland. Waarom zouden we ander gras zaaien? Wij kochten dit weiland en in eerste instantie lieten we de natuur haar gang gaan. Pas daarna zijn we soepel omgegaan met wat het ecosysteem hier ons biedt, en wat we zelf kunnen toevoegen.’
Mitra Kooyman: ‘Sommige planten, struiken of bomen lieten we staan, andere verplaatsten we en ten slotte voegden we toch op bepaalde plekken planten toe. Onze tuin kreeg de afgelopen 16 jaar zo zijn indeling. Wanneer we wat aanplanten, moet het een meerwaarde zijn voor vogels, insecten, egeltjes… of het moet eetbaar zijn voor ons!’
SY: ‘We hebben bijvoorbeeld een kikkerpoel uitgegraven op een plek waar toch altijd al water stond in het weiland. Rond de vijver groeiden spontaan vijverplanten, er kwamen wilgen, en nu huizen hier tientallen vogels, komen de ijsvogeltjes op bezoek en hebben we elk jaar een waterhoen met kleintjes uit het ei.’
MK: ‘Onze buren beweerden dat er geen fruit zou groeien, de eerste twee appelbomen die we plantten staan nog steeds elk jaar prachtig in bloei! Verder vind je hier ondertussen krentenboompjes, vijgenbomen, een nashiboom… Wij hebben zelfs een heus “voedselbosje” vol bessenstruiken. In de buurt is een tuincenter met eetbare gewassen, ook de oudere soorten. Daar zijn we kind aan huis.’
De natuur gaat haar gang, maar jullie steken ook graag je vrije tijd in de tuin?
MK: ‘Wij zitten gewoon graag te wroeten in de tuin. En natuurlijk moeten we voor het werk in de tuin ook wel de seizoenen volgen, maar heel vaak verloopt zo’n tuindag eerder ongestructureerd. We doen waar we die dag zin in hebben, zo hebben we nooit stress omdat iets per se “moet”.’
SY: ‘Wij houden niet van afgelikte tuinen, het kan geen kwaad dat er bladeren liggen of dat het gras hoog staat. Integendeel, dat is net goed voor flora en fauna.’
MK: ‘En toch zijn we altijd “bezig”: snoeien, graven, hakselen, wieden, planten, oogsten… We zijn gelukkig, vergeten de tijd. Onze kinderen halen ons naar binnen omdat ze honger krijgen.’
SY: ‘Ik heb een mentaal zware job met veel stress, in de tuin werken is daarom ideaal voor mij. In het begin maakten we veel fouten, maar door de jaren hebben we veel geleerd.’
MK: ‘Ik hou ook van mijn moestuin: eerst zaaien in kleine potjes, verpotten, dan de serre of de open grond in… Heerlijk! Wanneer we vrienden op bezoek hebben, gaan we gewoon met een mandje rond en eten we wat de moestuin ons te bieden heeft. Dubbel geluk.’
Na het werk, de beloning. Tuinieren is meer dan wroeten?
SY: ‘Dat loopt door elkaar heen. Onze jongste zoon heeft bijvoorbeeld een stuk grond in de vorm van een hartje in het gras gemaaid. Daar gaan we een bloemenweide inzaaien zodat er nog meer diversiteit in onze tuin komt. Is dat wroeten? Het is vooral genieten.’
MK: ‘In de lente houden we een “spring-sprong”: de eerste mooie dag van de paasvakantie plonsen we met vrienden de vijver in. Of we houden een kampeerweekend met onze vrienden. In onze tuin zijn wij - wat we ook doen - het gelukkigst.’