Fietsen aan de Ebrodelta

10 minuten leestijd

De langste rivier van Spanje is tegelijk het best bewaarde geheim van Catalonië. Hoe kan het dat zo weinig toeristen het paradijs aan de Ebro kennen? Daarop kregen we geen antwoord tijdens onze fietsvakantie, maar wat we wel kregen, was véél beter: autovrije fietspaden, warmwaterbronnen, flamingo’s en de geur van amandelen.

reportage
  • Fietsen

Horta de Sant Joan is een goed voorbeeld van de bijzondere harmonie in deze uithoek van Catalonië. In dit bergdorp zijn de drie slagers vrouwen, want hun mannen zijn de herders van de schapenkuddes die het vlees moeten leveren. ‘Ieder zijn taak. Maar dat vlees, dat moet je proeven!’ Dat zegt onze gids Josep die ons twee dagen mee op (fiets)pad neemt vanuit Horta.

De fietsen verhuurt hij zelf. ‘Toerisme is hier nog volop in ontwikkeling. Wij willen het goed doen en dus kiezen we voor een duurzame groei. Dankzij de via verda, een oude spoorweg en nu groen fietspad dat langs het dorp loopt, ligt het voor de hand dat we volop inzetten op de fiets.’

Prima voor mij. En dat moet ook Pablo Picasso over Horta gedacht hebben. Rond 1900 verbleef hij twee keer voor langere tijd in het dorp. Mét zijn Parijse muze Fernande. En dat gaf soms vonken. Niet alleen tussen de kunstenaar en zijn minnares, maar ook met de dorpelingen. Vrouwen mogen dan wel slager zijn en schapen vierendelen; op café gaan of –nog erger – de nacht doorbrengen met een man zonder getrouwd te zijn, dát was ongehoord.

Picasso vond het allemaal vooral inspirerend en dat kan je zelf ontdekken in het Centre Picasso. Dat kleine museum toont facsimile’s van de vele werken die de kubistische kunstenaar in Horta maakte – waarbij het stadje en zijn taferelen vaak het decor vormen. Buiten het museum heb ik een prachtig uitzicht op het groene ommeland – horta betekent niet voor niets tuin. Ik daal de berg af naar het vroegere station. Daar kies ik het spoor van de Via Verda de la Val de Zafan.

 

Geflopte spoorlijn

Meteen fiets ik tussen hoge rotsen van roodbruine steen. Het pad graaft steeds dieper tot het verdwijnt in een donkere tunnel. Zodra ik me in het grote zwarte niets begeef, flitst de tunnelverlichting aan. Driehonderd meter verder trap ik weer de klaarlichte dag in.

Een hoog viaduct voert me er in een brede bocht over een groene vallei. Ik besef het nog niet, maar in dit spectaculaire decor speelt de plot van de volgende 25 kilometer zich af.

De via verda werd aangelegd op de bedding van een verlaten spoorweg. Die moest mijnproducten vanuit Aragon naar de zee bij de Ebrodelta vervoeren. Met de bouw werd in de negentiende eeuw gestart, maar pas in 1942 werd de laatste spade opgeborgen. En dan bereikte de spoorweg nog maar Tortosa, en niet de zee.

Veel goederen werden er niet vervoerd, dus werd er ook met personenvervoer gestart. ‘Ook dat was geen voltreffer in een dunbevolkt gebied’, zegt Josep. Dat hele spoorwegidee was dus een gigantische misrekening. Maar dat kan fietsers vandaag niet veel schelen, net zoals de inwoners van het afgelegen bergachtige gebied dat vorige eeuw ook niet erg vonden.

‘Een rit met de trein was één van de spannendste uitjes voor de jeugd. Op weg naar Tortosa tufte de trein door bijna veertig tunnels. Daar hebben vele jongens en meisjes voor het eerst gekust. Elke oudere inwoner in de dorpen langs de spoorweg zal dat bevestigen.

Amandelgeur en een stoofpotje van geit

In 1973 stortte één van de tunnels in en meteen was dit ook het einde van het treinverkeer – amper 31 jaar nadat de eerste trein er reed. Sinds de sporen in 2006 plaats ruimden voor een fietspad, hebben waarschijnlijk al meer fietsers dan ooit treinreizigers het traject afgelegd. Het is dan ook een heerlijke route om te fietsen. Een dalingsgemiddelde van twee procent is ideaal.

De bedding vermijdt ook de zeldzame dorpskernen. Je fietst volop door een heuvelachtig land vol met amandelbomen (‘die staan al in februari in bloei en verspreiden dan een doordringende amandelgeur’), olijfbomen en wijngaarden.

Oude stationnetjes onderweg zijn spaarzaam en staan meestal leeg. Jammer, want het zijn mooie locaties voor een bar of een andere fietsvriendelijke stop. In Benifallet is het station wel omgebouwd tot pension en herberg.

Midden in de pijnboombossen hou ik er halt en waag me aan de plaatselijke specialiteit, een stoofpotje van geit. Had ik een picknick meegenomen, dan laste ik mijn middagstop enkele kilometers eerder in bij het Santuario de la Fontcalda. Het kleine klooster ligt diep in een afgelegen ravijn bij een warmwaterbron. Een steil pad daalt van de via verda af naar de verborgen plek. Met de voeten in het warme water en de kapel van het kleine bedevaartsoord in zicht, bereid je je er fysiek en mentaal in ideale omstandigheden voor op de korte maar erg steile klim (23 procent) weer naar boven.

Altijd sinaasappelseizoen

Tien minuten voorbij het station van Benifallet verdwijnen de pijnbomen en kijk ik uit over de brede vallei van de Ebro. De rivier slingert zich in grote meanders richting Tortosa.

In die loop heeft de mens nooit veel ingegrepen. Scheepvaartverkeer is er niet omdat de diepte varieert van één tot tien meter. Maar voor een kajak is dat meer dan diep genoeg.

Bij een veerpont ruil ik voor de namiddag mijn twee wielen in voor een peddel. Ik dobber (nu ja, soms is het toch ook flink werken) over de brede rivier met haar dichte groene oevers. Want het is vooral natuur die ik tijdens mijn twaalf kilometer lange kajaktocht voorbijpaddel. Of het moet die oude Moorse burcht zijn op een strategisch uitzichtpunt, of een al even oud watermolencomplex waartussen we navigeren.

Hoogtepunt is een steile hoge rotswand. Die kan je alleen bewonderen vanaf het water. ‘Daar broedt elk jaar een zeer zeldzaam arendskoppel’, zegt de gids. ‘Wie heel veel geluk heeft, kan ze soms observeren in de lucht.’

Wanneer ik terug op de fiets zit, loopt de spoorweg parallel met de rivier en een brede weg. Voor het eerst sinds Horta ontmoet ik zo auto’s. De amandelen en olijven hebben plaatsgemaakt voor mandarijnen en sinaasappelen. Door het altijd milde klimaat kunnen de boeren die hier tot drie keer per jaar oogsten.

In Tortosa eindigde de spoorweg en dus ook de via verda. Er heerst een gezellige drukte. In de oude stad herbergen het kasteel en de oude kathedraal met bijbehorend klooster kunstschatten die herinneren aan de eeuwenlange Moorse overheersing. De oever van de Ebro is de snelste en veiligste manier om Tortosa weer uit te rijden.

De stad is de poort naar de delta van de Ebro. Daar verandert het landschap abrupt. Vlakker kan je een land niet aanleggen. De natuur heeft er dan ook vijfduizend jaar over gedaan om elke verhevenheid uit te vlakken. Door de sedimenten die de Ebro uit de bergen meevoerde, groeide het land bij de monding aan.

In steeds meer vertakkingen zocht het water tussen die afzettingen een loop naar de zee. Zo ontstond een enorm uitgestrekte lagune in zee. Sinds de jaren vijftig kalft de delta echter weer af. De reden is een kleine witte korrel van nog geen centimeter groot: rijst.

Rijst op mijn rug

Zodra we de delta bereiken, fietsen we door eindeloze rijstvelden. Rechte dijken bakenen hectarengrote percelen af. In het kniediepe water staan de gele, oogstrijpe rijstaren in de wind te wuiven. Op sommige percelen is de oogst al binnengehaald.

Tegen oktober zal de hele delta kaalgeplukt zijn. Dan wordt het water via kanaaltjes afgevoerd en de grond omgeploegd. Eind april wordt nieuwe rijst geplant en gaan de sluizen weer open. In juni kleurt de delta eerst groen en dan weer goudgeel. ‘Het is precies dat beheersen van de waterhuishouding dat ervoor zorgt dat de delta krimpt’, zegt Sergi.

De jonge natuurwetenschapper is met mij dwars door de delta naar Punta del Fangar gefietst – een van de plekken in de delta die het verst in zee strekken. Daar staat op een smalle landtong een eenzame vuurtoren. Maar voor hoe lang? Het restaurant rondom wordt al langs drie kanten door water omarmd.

‘Vroeger lag de zee wel honderd meter verder. Alles veranderde in de jaren vijftig toen de rijstboeren kwamen en de Ebro in een kanaal geperst werd. Steeds meer mensen kwamen ook in de delta wonen – het stadje Deltebre werd toen gebouwd. En dan zwijg ik nog over de chemische stoffen die de rijstteelt in de delta verspreidt.’ We fietsen terug naar de Moli de Rafelet in Deltebre. In deze houten rijstmolen is Rafael Margalef net een zak rijst aan het vermalen.

 

De productie van de rijst gebeurt op ambachtelijke wijze van de jaren vijftig.

Ik denk in een demonstratie rijstmalen­oude­stijl terechtgekomen te zijn, maar dit blijkt dagelijkse kost. ‘Net zoals mijn vader en grootvader maal ik hier rijst van mijn eigen veld en van kleine biologische producenten. De hele productie gebeurt nog altijd op de ambachtelijke wijze van de jaren vijftig. Omdat dat gewoon de enige kwaliteitsvolle manier is.’ En dus wordt de rijst van de Moli de Rafelet niet in een industriële droogtoren gedroogd, maar uitgespreid op een betonnen vloer.

‘Trager, maar dat garandeert meer smaak.’ Vandaar dat je er ook geen witte rijst kan kopen. ‘De natuurlijke kleur van rijst is crema. Rijst wordt maar wit door hem chemisch te bewerken. En de consument denkt dat hij witte rijst moet kopen.’ Ik ga overstag en ga helemaal mee in het vurige discours van Rafael. Een uur later fiets ik weer verder door de delta met acht kilo rijst op mijn rug. Een biologisch product hoort immers ook op een biologische manier getransporteerd, toch?

Uitzicht vol roze pluimen

De zon zakt ondertussen steeds dieper aan de einder. Dat is het sein om naar het Parc Natural del Delta de l’Ebre te fietsen. Gelukkig wordt nog een behoorlijk deel van de delta beschermd als natuurgebied. Daar merk ik hoe gevarieerd een lagune ook kan zijn.

Een duinenrij beschermt haar tegen de zee. Grote waterplassen, moerassen en droge gronden wisselen elkaar af. In vogelkijkhutten kan je het vele waterwild observeren.

Ik heb geluk: de grote flamingopopulatie strijkt net neer, niet heel ver van mijn uitzichtpunt. Hun roze pluimen lijken nog feller te schitteren in de warme avondgloed. Maar dan moet ik snel weer de fiets op. Eens het licht uitgaat, wordt het ook écht donker in de delta. En dan kan ik maar beter weer op mijn slaapplaats zijn.

Wanneer ik terug in het hotel ben, staat de paella met rijst en mosselen uit de Ebrodelta al op het vuur te pruttelen. Een verrukkelijk vooruitzicht.

Tekst en foto’s Gunter Hauspie

Dit artikel is verschenen in april 2016.

deel Artikel

Word lid voor 39€

Op zoek naar kwalitatieve invulling van je vrije tijd?

Word lid van Pasar en ontdek een wereld vol boeiende activiteiten, inspirerende reizen en gezellige samenkomsten. Met Pasar geniet je van een gevarieerd aanbod aan uitstappen en evenementen, afgestemd op jouw interesses en wensen. Sluit je aan bij onze warme community en beleef onvergetelijke momenten samen met andere enthousiaste leden.

Ga voor de Pasar-pas!

lees meer