Op bootcamp(er)
- Kamperen
Ik klop aan bij camperverhuurbedrijf Rentac in Nederweert, boven het Limburgse Kinrooi. Bert Wijnen (68) van CamperCursus.nl geeft er in het tussenseizoen workshops voor beginnende camperaars. Je bent er welkom met je eigen camper of kunt er ter plekke eentje huren.
Aan de koffie spreekt Bert gelijk geruststellende woorden: ‘Het rijden met een kampeerauto is echt niet moeilijk. Alleen is die wat langer, breder en hoger dan een personenauto. Als je je daar bewust van bent en je altijd goed op de weg en het verkeer om je heen let, kom je niet in de problemen.’ Waar gaat het soms dan toch mis? Bert: ‘Als je met een flinke camper van bijvoorbeeld zeven meter de bocht ingaat, zwenkt de achterkant uit. Vooral aan de rechterkant, in de dode hoek van je spiegel, zorgt dat nogal eens voor ongelukken.’ Rentac merkt dat ook in de verhuur: de meest voorkomende schade aan een voertuig zit rechtsachter. Vervelend natuurlijk, maar ook potentieel gevaarlijk. ‘Wat als er rechts naast je een fietser rijdt? Als je niet goed in je spiegels kijkt, kan je hem zomaar raken als je links afslaat. Op onze training leren we de bestuurders – en hun eventuele bijrijders – dat eenvoudig te voorkomen.’
Hoogste tijd voor de praktijk. Naar buiten dus, waar een RollerTeam-camper klaarstaat. Een flink exemplaar – zeven meter lang, 2,90 meter hoog en 2,30 meter breed (exclusief spiegels) en een MTM van 3.500 kilo, inclusief bagage en inzittenden – maar geschikt om met een gewoon rijbewijs B te besturen.
Stapvoets rijden
Eerst maar eens even aan de camper wennen. Ik kruip achter het stuur en rijd stapvoets een rondje over het afgesloten parkeerterrein. ‘Laat gewoon de motor het werk maar doen’, zegt Bert. ‘Veel mensen zijn druk met onnodig gas geven en remmen, maar dat is meestal helemaal niet nodig.’ Inderdaad, de krachtige 2 liter-turbodiesel duwt in zijn eerste versnelling de camper met zachte hand vooruit. Vaart minderen en meerderen doe ik alleen door te spelen met de koppeling. ‘Zo leer je op een heel kalme manier de camper te beheersen. Belangrijk als je bijvoorbeeld op een camperplaats of camping moet manoeuvreren.’
Waterpas zetten
Volgende stap is het waterpas zetten van de camper. Om er comfortabel in te kunnen slapen en wonen is het zaak dat hij zo vlak mogelijk staat. Een bakje water, een losse waterpas of een van de vele beschikbare apps zijn hierbij handige hulpmiddelen, maar onze RollerTeam heeft – nog beter – een vast waterpasje op de bodem bij de deur. Dat toont dat we naar rechts overhellen, aan de voorkant wat meer dan aan de achterkant. Bert haalt twee wiggen – schuin oplopende blokken – uit de garage van de camper, die ons uit de brand kunnen helpen. Hij zet de ene wig vrij dicht voor het rechtervoorwiel en de andere iets verder weg voor het rechterachterwiel. ‘Zo kom je straks, als het goed is, aan de voorkant hoger dan aan de achterkant. Dus vlak. Met wat oefenen word je daar steeds bedrevener in.’
Nu speelt de bijrijder een belangrijke rol. ‘Als je met zijn tweeën bent, doe dan vooral alles samen. Dat scheelt een hoop energie en tijd. Ben je alleen, dan is het gewoon veel uitstappen om te checken of het naar wens gaat. En trek je op de camping vooral niks aan van mensen die daar om moeten lachen’, doceert Bert. Hij speelt even bijrijder en houdt de waterpas in de gaten als ik rustig de wiggen oprijd. Bij ‘stop!’ trek ik de handrem aan. We zakken iets terug, dus nog een klein stukje vooruit. En dan staat de camper keurig waterpas.
Achteruit inparkeren
We bootsen nu een situatie op de camping na, waarbij we achteruit inparkeren op de spiegels. Om het wat moeilijker te maken niet recht achteruit, maar met een bocht. Immers, in de kampeerpraktijk is er vaak gewoonweg niet genoeg ruimte. De hulp van bijrijder Bert is ook in deze situatie handig. Hij staat linksachter op de denkbeeldige kampeerplek. In mijn linkerspiegel zie ik hoe hij zijn linkerarm net zover uitsteekt tot ik precies goed recht voor de plek ben gedraaid. Dat gaat vrij soepel, maar we zijn er nog niet. Recht achteruit nu, maar het is best lastig in te schatten hoe lang de camper is en hoeveel ruimte er nog is aan de achterkant. Wat zeker helpt, is de achteruitrijcamera, maar liever vertrouw ik het laatste stukje op Bert. Die geeft nu met beide handen aan hoeveel ruimte ik nog heb. Ik rijd langzaam achteruit, net zolang tot hij zijn handen tegen elkaar klapt. Stop! Keurig op zijn plek.
Links afslaan
Dan is het tijd om te ondervinden hoever de camper uitzwaait als we weer van onze ‘kampeerplek’ afrijden en links afslaan. Bert zet ter oriëntatie halverwege de rechterzijkant van de camper, op zo’n dertig centimeter afstand, een kampeerstoel neer. ‘Rustig optrekken, zelf even inschatten wanneer je naar links begint te sturen en vooral goed blijven kijken wat er gebeurt’, luidt zijn instructie. Aan de linkerkant zie ik in de buitenspiegel algauw dat ik wat te vroeg instuur. Het achterwiel overschrijdt bijna de denkbeeldige lijn van onze plek, lees: een heggetje of ander obstakel. Ik stop en stap uit om te kijken wat er tegelijkertijd rechtsachter gebeurt. Daar dreigt het uitzwenkende voertuig de kampeerstoel te raken als ik nu in dezelfde richting zou doorrijden. Dat was in de rechterbuitenspiegel lastig in te schatten. De oplossing is om eerst gewoon een stukje rechtdoor te rijden voordat je de bocht instuurt. Dat doe ik en nu is er aan beide kanten voldoende ruimte. Bert: ‘Het kan zijn dat je op een krappe plek maar beperkt naar voren kan rijden, maar het lukt ook door een keer achter- en vooruit te steken.’ Hier is een bijrijder natuurlijk superhandig, maar ook zonder hulp moet elke bestuurder – door rustig te blijven en bijtijds in beide spiegels te kijken – zonder problemen kunnen wegrijden. ‘En als het allemaal nog wat onwennig voelt, gewoon een paar keer op een rustig plekje oefenen.’
De weg op
Na deze oefeningen gaan we tot slot met de camper de weg op. Eerst door de bebouwde kom, dan de provinciale weg en ook nog even flink vaart maken op de snelweg. ‘Zo’n ritje vinden alle cursisten altijd fijn. Dan voelt de camper algauw vertrouwd aan. “Wat kijk je hoog over de weg uit”, horen we vaak’, lacht Bert. Hij heeft helemaal gelijk. Het is na al het gepriegel op enkele vierkante meters heerlijk om even lekker te toeren. Als we een T-splitsing naderen om links af te slaan, geeft Bert nog een laatste goede raad: ‘Rijd zo er zo recht mogelijk op aan, tot aan de stopstreep. Dan houd je in je zijraam optimaal zicht op het verkeer dat van rechts nadert. Als je vooraf al een beetje naar links stuurt, beperk je dat gezichtsveld.’
Zonder ongelukken besluit ik een leuk, leerzaam middagje. Het was precies zoals Bert aan het begin stelde: het rijden met een camper is niet moeilijk. Wat oefening en een paar goede tips maken het camperen vanaf het begin heel ontspannen!
Kijk voor meer info en cursusdata in 2020 op www.campercursus.nl