Tips om te kamperen met een peuter
- Kamperen
Probeer het gewoon
Er zijn tientallen vragen of bedenkingen die je kunnen tegenhouden om te vertrekken. Gaat zoon of dochter wel willen slapen in de tent? Hoe organiseren we middagdutjes? Wat als het (de hele dag) regent? Alleen door het te doen, kan je ontdekken of het iets voor jou (en je kind) is. Gewoon gaan dus! Loopt het écht niet vlot, dan kan je altijd terugkeren naar huis. Met die gedachte zijn we zelf thuis vertrokken. Uiteindelijk liep alles veel vlotter dan we hadden verwacht of gevreesd. Zolang onze zoon geen honger of kou leed en plezier kon maken met vader of moeder, was het allemaal prima voor hem. De meest lastige momenten waren de momenten die in het ‘gewone’ leven ook lastig zijn: wanneer zoonlief (of wijzelf) moe werden. Wat de middagdutjes betreft: als die niet willen lukken in een (onverduisterde of te warme) tent, is er altijd nog de fietskar, draagzak of buggy.
Laat je kind meehelpen
Daadwerkelijk mee de tent opstellen, was er voor onze anderhalf jaar oude zoon uiteraard niet bij. Toch probeerden we hem zoveel mogelijk te betrekken in het hele kampeergebeuren. Een zakje dragen, een tentstok vasthouden, mee de afwas doen (of de boel nat spetteren) in het afwasteiltje: hij vond het allemaal geweldig. Het perfecte entertainment ook, want veel speelgoed hadden we niet mee.
Zorg voor een slaapritueel
Net zoals thuis is een slaapritueel belangrijk. Een boekje lezen, een flesje geven, nog even wat knuffelen of spelen,… Plots in een tent moeten slapen, is voor een kind natuurlijk een vreemde ervaring. Verwacht niet dat het inslapen zomaar vanzelf gaat. Neem je tijd en heb geduld. De eerste avonden bleven we in de tent tot onze zoon ingeslapen was. Na enkele nachten was hij het iets meer gewend, en ‘mochten’ we de tent uit voor hij sliep.
Houd het haalbaar
Thuis koken we zoveel mogelijk vers. Op onze kampeertrip, waarbij we soms dagelijks van kampeerplek wisselden en dus veel onderweg waren, zagen we dat niet meteen zitten. Ook daar zijn oplossingen voor: we gingen regelmatig ’s middags een hapje eten (soep met brood of spaghetti vind je bijna op elke kaart én gaat er bij onze peuter bijna altijd in) of we gaven een potje babyvoeding. We hadden een kleine voorraad mee: ’s morgens warmden we een maaltijd op ons het kampeervuurtje, een thermos hield het eten warm tot de middag.