Feest in Weimar en Dessau
Een heel jaar lang zet Duitsland het Bauhaus in de bloemetjes, de school voor architectuur en toegepaste kunsten. Gesticht in 1919 en onder het naziregime weer opgedoekt in 1932 maakte ze schoon schip met zowat alle klassieke opvattingen over bouwen en wonen. Met de Grand Tour der Moderne kan je mee op ontdekkingstocht door de moderniteit.
- Uitstappen en vakanties
Als architect Walter Gropius in 1919 de school voor kunstnijverheid van Henry van de Velde in Weimar overneemt, start hij met een ambitieus plan. Europa komt met een kater van jewelste uit de Eerste Wereldoorlog en bezint zich over zijn toekomst. Gropius is niet de enige die vindt dat er moet gebroken worden met het verleden. Hij kiest voor praktische huizen, gebouwd met moderne materialen als beton, glas en ijzer. Heldere constructies, hygiënisch, het liefst in serie uitvoerbaar. En het interieur volgt. Meubels, keukens, vaatwerk, tapijt en decoratie konden maar beter bij elkaar passen, functioneel zijn en even modern als het huis zelf. Steden zijn volgens de nieuwlichters de uitgelezen plekken om te vernieuwen.
Hij doopt de school om tot Bauhaus en trekt een resem kunstenaars aan die niet bepaald wakker liggen van enige traditie. Jonge mannen en vrouwen die later internationaal zullen doorgroeien tot klinkende namen in de wereld van kunst en design. En de studenten, die zijn begeesterd door het parfum van avontuur dat van meet af aan om het Bauhaus hangt. Bedoeling is dat ze naast theoretische lessen op ambachtelijke wijze allerlei technieken ontdekken, ermee experimenteren, grenzen ervaren en valkuilen omzeilen. Zo leren ze out of the box te denken, combineren ze disciplines en weten ze wat ze van echte handwerkers mogen verwachten.
De gekste kostuums
Het is van meet af aan een bruisend avontuur. Er wordt getekend en geschilderd, textiel geweven, zilver gesmeed, keramiek gebakken, gefotografeerd, gedrukt en zelfs theater gemaakt. Dan verkleden de studenten zich in karikaturale personages, als poppen in een dadaïstisch spektakel. Met de regelmaat van de klok laten leraren en studenten ook samen stoom af. Dan trekken ze in een kolderieke processie door de stad, de fanfare voorop. Ook dan steken ze een hoop werk in de gekste kostuums, de mooiste affiches en origineelste pamfletten. Niet zelden duurt het feest tot in de vroege uurtjes. Leven en leren, het is één grote pot nat. En waarom ook niet? Dat de burgers van Weimar die gekke bende al gauw scheef gaan bekijken, daar trekken ze zich niets van aan.
Walter Gropius laat begaan en probeert ondertussen een andere ambitie waar te maken. Als in het Bauhaus theorie en praktijk hand in hand gaan, dan moet de school haar ontwerpen en ideeën ook de wereld in krijgen. Geen betere manier dan prototypes in serie te produceren en aan de man te brengen. Dat moet gelijk extra geld opbrengen voor de opleidingen. Om een lang verhaal kort te maken en het zacht uit te drukken: dat lukt niet helemaal.
In politiek vaarwater
Het duurt niet lang of het Bauhaus komt politiek onder vuur te liggen. De meesters – zo heetten de opleidingshoofden – willen niet ingaan op de eisen van een nieuw, conservatief stadsbestuur en houden na zes jaar de eer aan zichzelf. Gelukkig vindt de opleiding onderdak in Dessau waar ze wel een aantal iconische gebouwen realiseert. Eerst nog onder leiding van Walter Gropius, daarna onder Hannes Meyer. Die trekt voluit de sociale kaart en wil bouwen voor de ‘volksbehoefte in plaats van luxebehoefte’. Als hij ook nog een links studentenblad op de campus toelaat, wordt zijn positie onhoudbaar en draagt hij de directeursstoel over aan Ludwig Mies van der Rohe. Maar ook die moet buigen voor de nationaalsocialisten. Zij sluiten de school in Dessau, Mies van der Rohe wijkt nog uit naar Berlijn, maar binnen de kortste keren verzegelt de geheime staatspolitie ook daar de gebouwen. Opnieuw weigeren de docenten in te gaan op de eisen van het nieuwe bewind en heffen ze de school op. Veel architecten, kunstenaars en ontwerpers zijn dan al uitgeweken naar betere oorden. Naar elders in Europa, maar ook naar Amerika en de Sovjet-Unie. Zelfs in Tel Aviv ontwerpen ze in de jaren dertig al wijken in Bauhausstijl.
Heeft het Bauhaus tijdens zijn korte bestaan de ambities van Gropius en de zijnen niet kunnen waarmaken, zijn aanpak en visie brengen op termijn een aardverschuiving teweeg op het vlak van bouwen en vormgeving. Geen architect, designer, graficus of vormgever die niet van het Bauhaus geleerd heeft. En uiteindelijk is de droom van modern design in serieproductie alsnog uitgekomen, want of je er nu je neus voor ophaalt of niet, je ziet meteen waar Ikea de mosterd heeft gehaald.
Weimar, de bakermat
Het feestjaar heeft samen met een resem tentoonstellingen en evenementen ook een toeristisch luik. Zowat alle Bundesländer doen mee, want het modernisme heeft zich als een inktvlek over het land verspreid. Iconische gebouwen gooien de deuren open. Daar horen woonhuizen bij, openbare gebouwen, zelfs fabrieken. De Grand Tour der Moderne doet suggesties voor zeven meerdaagse pakketreisjes, variërend van twee tot vijf dagen. Je bezoekt straffe gebouwen, pikt tentoonstellingen en geleide wandelingen mee, een enkele keer kan je ook eten of slapen in de sfeer van toen. Allemaal naar keuze uit te breiden en te combineren. Voor een eerste kennismaking tippen wij als vanzelfsprekend Weimar en Dessau.
Weimar kan je moeilijk teleurstellen. Het is niet veel groter dan een provinciestad, maar je treft er bakken geschiedenis. Goethe en Schiller maakten er grote sier, Franz Liszt dirigeerde en componeerde er, Bach en Hans Christian Andersen toefden er in de zevende hemel. Friedrich Nietzsche bracht er zijn laatste levensjaren door en hertogin Anna-Amalia tekende voor een prachtige rococobibliotheek. Om maar te zeggen dat Weimar altijd al een bloeiend cultureel leven kende. Spijtig ook hoe Adolf Hitler er het volk kwam opjutten vanop het balkon van Hotel Elephant en duizenden communisten, Roma, Joden en homoseksuelen liet ombrengen in het toen al goed weggeborgen Buchenwald.
Daar sta je niet bij stil als je in lente of zomer onder de linden van de Schillerstrasse loopt of ijsjes lepelt op een terras. En valt je ook de klassieke bouwstijl op van de Marktplatz en omliggende straten?
Toen de Muur viel en beide Duitslanden werden herenigd bleek de stad grauw, maar intact. Eigenlijk was ze aan het eind van haar Latijn en snakte ze naar een opfrisbeurt. Wilde je ergens dineren, dan werd je met een kluitje in het riet gestuurd. Alleen in Zum Weissen Schwan aan de Frauentorstrasse kon je bij overvolle tafels aanschuiven voor een varkenspoot met zuurkool. Niet wat je verwachtte in Goethes favoriete restaurant. Tien jaar later kreeg Weimar een make-over als culturele hoofdstad van Europa. De kaart van de witte zwaan zag er een stuk beter uit, de prijzen waren navenant en de gelagzaal zat en zit nog even vol.
Op stap met studenten
Voor het echte Bauhauswerk ga je naar de universiteit met dezelfde naam in de Geschwister-Scholl-Strasse. De gebouwen werden ontworpen door de Belgische architect Henry van de Velde. Hij was de wegbereider voor het Bauhaus en zijn eerste directeur, Walter Gropius. In de school kan je een blik werpen op de directeurskamer van Gropius, helemaal in de stijl die hij voor ogen had. In de trapzaal schilderde Oskar Schlemmer gestileerde silhouetten op de muren. Hier en daar staat nog de bewegwijzering naar lokalen in de kleuren en lettertypes uit die tijd.
Nog altijd is het met meer dan vierduizend studenten een school voor architecten, bouwingenieurs en creatieve beroepen. Tot drie keer per week nemen studenten je mee op een Bauhaustour door de stad. Hun grote tour duurt twee uur en brengt je tot bij het Haus am Horn uit 1923, het allereerste uitgevoerde gebouw van de nieuwe school. Oneerbiedig gezegd is het een strakke witte blokkendoos met eendere volumes voor slaapkamers, badkamer en keuken rond een centrale living. Ingericht met meubels op maat bleek het bijzonder genoeg voor een ereplaats op de Unesco-werelderfgoedlijst.
En vergeet niet tijdens je wandeling het Park an der Ilm mee te nemen. Werkelijk elke Weimarer komt er sporten, picknicken, luieren, wandelen en lezen. Kijk eens binnen in Goethes Gartenhaus. In dat tuinhuis trok hij zich terug om te schrijven. Al deed de roddel de ronde dat zijn stiekeme liefje Christiane Vulpius hem er menig uur van zijn werk hield. En dat hij daar absoluut niets op tegen had. Pas jaren later zou hij haar ook trouwen.
Pik in Weimar ook het Haus Hohe Pappeln mee en het woonhuis van Friedrich Nietzsche, allebei van de hand van Henry van de Velde. Je komt hem in het aanbod van de Grand Tour der Moderne nog meer tegen in de omgeving. Zo is Haus Schulenburg in Gera een tot in de puntjes gerestaureerde parel van de Antwerpse architect, inclusief museum over de man. Ook in universiteitsstad Jena tekende hij voor het Ernst-Abbemonument, bijeen gespaard door de arbeiders van de sociaal voelende ondernemer. Allebei voormalige Oost-Duitse steden die een herontdekking waard zijn.
Logeren in de jaren twintig
Geen liefhebber van het modernisme die Dessau links laat liggen. Hier bouwde Walter Gropius zijn eigen school van staal, glas en beton. Met ruime lokalen, strakke structuren, luchtige ruimten en veel binnenvallend licht. De ateliers kregen een plek achter een enorme glazen façade. Het moet een plezier geweest zijn om er te werken en te experimenteren. Behalve op warme en koude dagen met al dat enkele glas. Gelukkig hadden de ontwerpers een ingenieus systeem uitgedokterd waarmee in één beweging een hele rij ramen tegelijk open kon voor verluchting.
En dan heb je de studentenateliers en -kamers in het Prellerhaus nog niet gezien. Iconisch zijn de kleine balkons die als platformen boven een zwembad voor schoonspringers uit de wand steken. Ze lijken wel te zweven. Speciaal voor het feestjaar hebben de organisatoren een deel van die kamers helemaal opnieuw ingericht als in de jaren twintig. Een bed met ruitjessprei, sober gemeubileerd met legplanken, geen tv noch internet. Je kan er nu logeren zoals toen met gemeenschappelijke badkamers en wc’s op de gang. Weet dat je er logeert in alweer Unesco-werelderfgoed en dat je illustere voorgangers hebt als Josef Albers, Walter Peterhans en Franz Ehrlich, terwijl Gertrud Arndt, Marianne Brandt en Gunta Stölzl op de damesverdieping sliepen.
Vrijstaande villa’s tussen de bomen
Anders dan de studenten werden de opleidingsmeesters helemaal in de watten gelegd. Voor hen ontwierpen Gropius en zijn Bauhausteam regelrechte villa’s, vrijstaand tussen de dennenbomen op een steenworp van de school. Een revelatie in die tijd. Je wil er zo eentje voor jezelf. Al stelde de directeur wel zijn eisen. Consequent met de nieuwe opvattingen voorzag hij in een strakke meubilering en moesten de wanden op enkele ornamenten na maagdelijk wit blijven. Hij was zowat de enige die zich aan de afspraken hield, want creatieve jongens als Paul Klee, Laszlo Moholy-Nogy en Lyonel Feininger kon hij niet in het gareel krijgen. Op een rondleiding leer je dat de een met goudverf en warmrode kleuren experimenteerde, terwijl een ander Perzisch tapijt en zetels in huis haalde waarin je diep kon wegzakken. Het was Walter Gropius een doorn in het oog.
Elders in de stad valt nog meer modernisme te ontdekken. In de wijk Dessau-Törten werd voor het eerst in serie gebouwd en tekende Gropius voor een warenhuis en het bureau voor arbeidsbemiddeling. In dezelfde wijk bouwde Hannes Meyer zijn Laubenganghäuser of galerijhuizen, horizontaal geordende appartementsgebouwen met drie verdiepingen boven een gelijkvloers met gemeenschappelijke ruimten. Het ingenieuze zat hem in de eenvoud die de appartementen betaalbaar hield. De trapzaal stond buiten tegen de gevel, toegang tot de appartementen kreeg je via een overdekte buitengalerij. Zo werden gangen in het blok uitgespaard. Meyer wilde voor de gewone man bouwen en hield geld over om iedereen centrale verwarming te gunnen. Toen al! Zijn ideeën kregen brede navolging in de sociale woningbouw. Zijn prototypes in Dessau zijn ook al werelderfgoed.
Dromen aan de Elbe
Heb je dat allemaal achter de kiezen, trek dan naar het Beckerbruch Park, een stukje groene long in Dessau aan een bocht van de Elbe. Plof neer op het terras van het Kornhaus en geniet er van taart of een etentje met zicht op de scheepvaart. Architect Carl Fieger had het meteen goed gezien. Vanuit een cirkelrond panoramarestaurant gaf hij de beau monde ruim uitzicht over de stroom. Vliegtuigbouwer Junkers had er in de jaren twintig een landingsstrip voor watervliegtuigen. Dat moet nogal een spektakel geweest zijn in de naoorlogse jaren van hoop en vernieuwing, van modernistische Sturm und Drang en verbeelding aan de macht. Niet veel later zou het nieuwe bouwen een nog hogere vlucht nemen en de wereld veroveren.