Wandeling over de Kempense heuvelrug
- Kamperen
Op doorreis door het hart van de vlakste provincie van Vlaanderen houden we voor deze wandeling halt aan vertrekplaats Kasterlee, en meer bepaald aan de Kabouterberg. In Kasterlee-dorp kan je gratis parkeren in de blauwe zone, maar dat is slechts voor twee uren. Als je een nachtje ter plaatse blijft, kan je op Camping Houtum een staanplaats vinden. Dat is vlak bij het startpunt van deze wandeling. Of je parkeert bij brasserie Keeses-Molen, naar de gelijknamige molen. Bij de Keesesmolen herkennen we meteen het bordje van wandelknooppunt 73.
De Kempense heuvelrug is een uitgestrekte, beboste landduin tussen Lichtaart en Retie. Het was een van de eerste wandelgebieden in Vlaanderen die volgens hetzelfde knooppuntensysteem als de bekendere fietsknooppuntennetwerken bewegwijzerd werden. Dat netwerk wordt onze leidraad naar Herentals. Voorbij het Britse militair kerkhof (niet alleen in de West-Vlaamse polderklei, maar ook in het Kempense zand lieten honderden Britse jongens het leven) aan de Geelsebaan wandelen we het bos in. Hoewel we bij de Kempen voornamelijk aan sparrenbossen denken, is in dit deel van de tocht loofhout in de meerderheid. In dit prille voorjaar zijn de loofbomen, zoals eik en berk, nog kaal. Het zijn overigens de oorspronkelijke bewoners van de Kempen. Sparren werden pas rond 1900 massaal aangeplant om daarna een tweede leven als stuthout in de Limburgse mijnen te krijgen.
Ondertunneld
We wandelen kronkelend en licht heuvelend naar het Provinciaal Domein Hoge Mouw. Voor het knooppunt 15 raast de N19g ongemerkt onder onze voeten. Sinds 2014 snijdt de lang verzuchte én omstreden Kempense noord-zuidverbinding tussen Kasterlee en Geel hier door het groen, maar er is een Hoge Mouw aan gepast: een deel van de ruim 8 km lange expresweg is ondertunneld met een ecoduct. Een geslaagd compromis tussen mobiliteit en natuur of een noodzakelijk kwaad? Het is maar hoe je het bekijkt. Gelukkig merken we weinig van de weg en is het knooppuntennetwerk aangepast om ongehinderd de overkant te bereiken, richting Lichtaart.
Bij de Hoge Mouw wandelen we langs enkele grotere snippers heide en enkele open zandkommen. Bos, duin en heide: het zijn de historische Kempen in een notendop. Dat zand is een restant van een oerzee die hier tienduizenden jaren geleden lag. Golven zetten in de branding zand, leem en klei af. Wind verstoof dit zand. Waar planten vat op het zand kregen, ontstonden ophopingen. Ophopingen werden duinen. Het water trok zich terug en de Kempense heuvelrug bleef achter. Erg vruchtbaar is dat zand echter niet. Enkel schrale planten zoals heide vonden het goede grond om massaal wortel te schieten. Ook kleine loofbomen verschenen. De heide was het gebied van de schaapherder en de keuterboertjes. Pas later ontdekte men dat ingevoerde sparren er ook goed groeiden. Ze werden massaal aangeplant. Het verkochte hout zorgde voor een behoorlijk inkomen. Nog later kwamen die bossen in trek bij rijke villabewoners. Het groen raakte zo opnieuw versnipperd. Nu is de Kempense heuvelrug een van de laatste grote gebieden waar die oorspronkelijke ontstaansgeschiedenis van het Kempense landschap nog zo goed herkenbaar is, de verminking door de N19g ten spijt.
Kunstmest
Bij het naderen van Lichtaart bereiken we de eerste villa’s van het dorp. Via de buitenwijken zoeken we de groenste voetwegen op. We wandelen op de grens van de heuvelrug en de Netevallei. Het verschil in landschap is opvallend. De Kleine Nete is hier rechtgetrokken en in de vallei werden grachten aangelegd om het land te bevloeien. Er wordt intensief aan landbouw en veeteelt gedaan. Daar in de vallei liggen immers grote boerenbedrijven. Dat zijn lang niet meer de schamele langgevelboerderijtjes die ooit zo typisch waren voor de Kempen. Vooral na de uitvinding van de kunstmest, halfweg de negentiende eeuw, kreeg de landbouw hier een flinke por. Eindelijk kon de grond wezenlijk verrijkt worden. De heide verdween zo wel zienderogen.
Weer in het bos passeren we na knooppunt 35 een felblauw geschilderde Mariakapel. ‘Herinnering aan het 25-jarige bestaan van den Boerinnenbond’, lezen we op de modernistische, driehoekige kapel. Dat was in 1936. Toen was zo’n verjaardag nog een kapel waard.
Wit-zwart
Tussen knooppunten 89 en 26 steken we de N123 over en dringen opnieuw het bos in dat de heuvelrug bedekt. De hoogste kam van deze landduin stijgt ruim 35 meter boven het omliggende land uit. Van de Witte Bergen stappen we naar het Zwart Water. Bij knooppunt 20 hebben we dit bijzonder aantrekkelijke natuurreservaat bereikt. De waterplas ontstond door het afgraven van veen dat zich hier eeuwenlang ophoopte. De zo ontstane kom vulde zich met water. Vandaag zijn sommige delen geëvolueerd tot moeras. Zo’n waterrijk gebied trekt in een droge streek als de Kempen uiteraard opvallende fauna en flora aan. Vooral broedvogels houden zich op in het oeverriet. In de vogelkijkhut kan je ze ongezien bespieden met je verrekijker.
De route leidt ons vervolgens naar de spoorweg richting Turnhout. Die werd in 1855 aangelegd. Ruim twintig jaar nadat de eerste trein in ons land reed – rijkelijk laat dus. De Kempense hoofdstad was daarmee een van de laatste regionale steden die aansluiting kregen op het spoornet. Goede verbindingen zijn hier een oud zeer, blijkbaar.
Panorama
We steken de spoorweg over langs het kerkhof. Aan knooppunt 9 moeten we naar links, maar nemen rechts even een korte omweg, richting knooppunt 94, naar de uitkijktoren De Paepekelders. Die staat boven op de Kruisberg. De toren is open, dus laten we het niet na om tot het uitkijkplatform te klimmen. Daar staan we 24 meter hoger dan de veertig meter hoge duin waarop de houten toren gebouwd werd. Het weer is helder en dat helpt om opvallende bakens aan de horizon te herkennen. Zo ontdekken we de abdij van Averbode en de basiliek van Scherpenheuvel. In het westen rijst de Sint-Romboutstoren van Mechelen boven het land uit. Naar het noorden hoef je geen moeite te doen om de torens van Antwerpen en de hoge kerktoren van Hoogstraten te herkennen. In het oosten ten slotte reikt het zicht tot de Limburgse terrils. Een weids panorama dus, dat zich uiteraard met een verrekijker nog beter laat bewonderen.
Uiteraard is ook de stadskern van Herentals er zichtbaar. Die ligt maar twee kilometer verder. Eindpunt van de wandeling, aan knooppunt 6, is het treinstation. Als je nog jus in je benen hebt, kan je nog even doorstappen tot de Grote Markt van Herentals. In de schaduw van de fraaie Lakenhal met belfort doen wij daar alleszins een verdiend terrasje in een flauw lentezonnetje, om even later in het station de trein naar Turnhout te nemen. Met de bus naar Kasterlee-dorp komen we moe maar voldaan bij de camper. We hebben een mooie wandeling achter de Kempense heuvelrug.