
Baksteen in je hart
Nergens werd vroeger meer baksteen geproduceerd dan in de Rupelstreek. Schoorstenen en droogloodsen bepaalden het landschap langs de slechts 12 km lange rivier. Museum Rupelklei in Terhagen houdt dat verdwenen verleden in leven. ‘Mijn klompen staan daar nog’, zei mijn grootvader, die nog op de steenbakkerij gewerkt had. Zou ik ze nog terugvinden in de collectie?
Wie zijn boterham verdiende op de steenbakkerij, had in meer dan één opzicht een baksteen in de maag. Maar niet iedere boterham was rijkelijk belegd… Dat zag ik in de vroege jaren 1980 bij mijn grootouders in Terhagen. Hun huis had een inkomhal, maar bij de arbeidershuizen in hun straat keek je rechtstreeks binnen in de woonkamer. De buurman speelde met de duiven, de fanfare kon op beide straathoeken nog op café gaan. In Het Welzijn en Het Volkshuis spendeerden ex-vakbondsleden hun pensioen aan pinten en partijtjes biljart. Hun stamcafés keken uit op het kasteeltje van steenbakker Landuyt en het herenhuis Lamberts, waar de fanfare bij grote feesten op het dak had gespeeld. Bijna alle steenbakkerijen waren verdwenen, cafés en verenigingen zouden volgen. De arbeidershuizen en het kasteeltje werden geklasseerd als erfgoed.
Verdwenen verleden
Ik ving als kind nog een glimp op van het oude steenbakkersdorp. Maar wie herinnert zich de hoogdagen? ‘Wij zijn de laatste generatie’, zegt Luc Swenden. ‘Wij weten nog veel. De kennis die we nu niet bewaren, gaat verloren. Er blijven weinig oorspronkelijke bewoners over. Nog even en het baksteenverleden is uit het collectief geheugen verdwenen.’
Met ‘wij’ bedoelt Luc ook Edward Broeckx en Edmond Lambrechts. Als vrijwilligers beheren ze het Museum Rupelklei. Ik ga er op een grauwe maandag op bezoek, terwijl ze over de museumwerking vergaderen. ‘We hebben heel jonge en oude bezoekers’, grinnikt Edmond. Hij bedoelt: schoolklasjes en verenigingen. De generaties tussen schooltijd en pensioen proberen ze aan te trekken met tijdelijke expo’s over specifieke thema’s of lokale kunstenaars. Edmond: ‘Je krijgt altijd een wisselwerking met de vaste collectie. Mensen komen voor de kunst en raken geboeid door de industriële geschiedenis. Of andersom.’
Corremans, J., stichtend lid
Volgens mijn grootvader stonden zijn klompen in Museum Rupelklei. Hij bestuurde een treintje dat klei van de putten naar de steenfabriek bracht. ‘We gebruikten ook trekpaarden’, zegt Luc. Zijn familie was eigenaar van steenbakkerij Swenden, die werd overgenomen door Wienerberger en nog altijd bestaat. ‘Ieder paard had zijn voerman. De stalknecht woonde zelfs bij de paarden.’
‘Ons museum heeft een sociale dimensie’, vertelt Edmond. ‘We tonen arbeidsomstandigheden die je je niet meer kan voorstellen. Werkdagen duurden 12 uur en iedere industrie kende kinderarbeid. In 1890 was 70 % van de bevolking van Terhagen analfabeet. In Reet, toen een landbouwdorp, was dat slechts 18 %.’
Mijn grootvader klopte de klei van zijn klompen en schopte het tot lokaal politicus. Wat ik vooraf niet wist: hij richtte het Museum Rupelklei in 1972 mee op. Corremans J. staat als stichtend lid op de gedenkplaat in het museumkantoor. Ik herken hem op de groepsfoto.
Crisis in de kleiputten
Edward gidst me door het museum. De baksteenindustrie in de Rupelstreek beleefde haar hoogconjunctuur tussen 1880 en 1960. Meer dan honderd steenbakkerijen stelden een kwart van de bevolking tewerk. Tijdens de crisis van de jaren 1970 moesten ze een voor een sluiten. De heemkundige kring repte zich om zoveel mogelijk werktuigen te verzamelen. Met levensgrote poppen en authentieke objecten, van klompen tot paardenkarren, reconstrueert Museum Rupelklei taferelen uit de periode van de handsteen. Links doorloop je de fases van de baksteenproductie, rechts zie je ambachten die bij de steenbakkerij hoorden. Achteraan duik je in de geologische geschiedenis van de Boomse klei en ontdek je de collectie van fossielenjager Pierre De Loenen. Edward: ’De kleistekers verwittigden hem altijd als ze een vondst deden in de putten.’
Zwoegen op blote voeten
Het museum huist in de oude smidse van Steenbakkerij De Beukelaer. Vroeger was ze omringd door tientallen schoorstenen en eindeloze droogloodsen. ‘Klei moet drogen voor je hem kan bakken’, vertelt Edward. ‘Mannen vormden de bakstenen, vrouwen en kinderen droegen ze naar de loodsen. Ze legden vijftien kilometer per dag af, gebukt en op blote voeten. Afdragen was de zwaarste job.’
Verderop is een klampoven nagebouwd. De oven brandde zes weken voor een half miljoen bakstenen. Rond 1920 had je ringovens, die continu konden bakken. De productiemethodes verbeterden snel dankzij de toenemende mechanisering. ‘De Rupelstreek hoorde bij de belangrijkste industriegebieden van België. In de jaren 1960 promootte onze baksteenindustrie zich internationaal als biggest in the world.’
De eye-opener is voor mij het ecosysteem dat rond de steenbakkerijen groeide. 86 cafés in het kleine Terhagen, bevoorraad door brouwerijen van de steenbakkers zelf. De pantoffelindustrie die ontstond als winterarbeid, omdat je bij koud, nat weer geen klei kon bakken. De Boomse Metaalwerken die machines produceerden. In al deze industriën hebben familieleden van mij gewerkt. De klompen vond ik niet, maar wel het verband tussen mijn familie en de streekgeschiedenis.
Praktisch
- Museum Rupelklei, Uitbreidingstraat 33, Rumst (Terhagen)
- Te bezoeken van 27 april tot 29 september, zaterdag en zondag van 14 tot 17 uur
- museum-rupelklei.be