Bloesems in de Betuwe
Om eind april, begin mei te genieten van bloesems moet je niet altijd in Haspengouw zijn. Vlak boven Den Bosch heeft de Betuwe ook veel wit-roze pracht te bieden. Twee fietsroutes leiden je langs uitgestrekte boomgaarden, opmerkelijke kastelen en natuurlijk veel water.
Tekst Koen Driessens, Foto’s Rudi Van Beek
- Fietsen
In het Gelderse Rivierenland zijn het hele jaar uitgestippelde routes te fietsen via het knooppuntennetwerk, maar in het voorjaar zijn de Bloesemroutes ée manier om deze regio te beleven.
Bloesemroute 1: De Betuwe
Op een zucht van de A2, even voorbij ’s-Hertogenbosch, is er geen heerlijker vertrekpunt dan Mariënwaerdt, in Beesd. De Heerlijkheid heet je welkom met een open smeedijzeren poort naar een lange dreef met dubbele bomenrijen. Het 900 ha grote landgoed telt drie landhuizen en zeventien boerderijen, met tussen de akkers, weiden, bossen, grienden en lanen verspreid 37 rijksmonumenten.
De Heerlijkheid Mariënwaerdt, letterlijk het ‘eiland van Maria’, ligt aan de rode draad op deze eerste Bloesemroute: de Linge. Deze zijtak van de Waal slingert zich door de Betuwe, dé fruitstreek van Nederland, ook bekend als ‘de lusthof van Nederland’. Het voormalige 12de-eeuwse klooster lag op de grens van Utrecht, Holland, Brabant en Gelderland honderden jaren in een gevarenzone. Sinds in de 18de eeuw op de abdijruïnes een landhuis werd gebouwd, is het goed al negen generaties eigendom van één adellijke familie. Frans baron van Verschuer en Nathalie barones van Verschuer kregen in 2021 landelijke bekendheid met het Omroep Max-programma ‘In het hart van ons landgoed’.
Overal hangen bordjes met ‘Toegang verboden’, maar niet in het pannenkoekenhuis en de landgoedwinkel, waar de bezoekers de keuze hebben uit biologische producten: jams, kazen, sappen, rundvlees, chutneys, curd en walnoottaartjes van de barones. Behalve voor trouwerijen en vakantieverblijvers staat het landgoed open voor antiekmarkten, modeshows en de jaarlijkse Landgoedfair. Kortom, het soort Heerlijkheid waar wijlen Gert-Jan Dröge het heerlijk vertoeven vond…
Overigens, een Heerlijkheid verwijst naar heerlijke rechten, van de heer dus, zoals de jacht, de pacht en visrecht, maar ook plichten, zoals het beheer van wegen en watergangen. En – in dit geval - van de Appeldijk tussen Mariënwaerdt en Tricht. We rijden door een dubbele haag van wit-roze appelbloesem. De hoogstamappelaars staan op beide hellingen van de dijk, zodat je niet onder, maar tússen de goudreinetbloesems fietst. De appeldijk is niet toegankelijk voor auto’s en motoren, dus er heerst volkomen rust, al schijnt hier op topbloesemdagen weleens een fietsfile te staan. Het is echter nog vroeg genoeg en we hebben de dijk voor onszelf om er een appelflauwte te krijgen van zoveel bloesemschoonheid!
In de theetuin
Tijd voor een versterking dus, op De Hoenderik (vernoemd naar een traditionele kersenmand), dat tegelijk theetuin, landwinkel, B&B, fietsverhuur en zelfpluktuin is. In bijna veertig jaar heeft fruitboer Marius van de Water het fruitbedrijf aan het water getransformeerd van gemengde vee- en fruitteelt naar agrotoerisme. ‘In plaats van uit te breiden heb ik de fruitteelt gehalveerd om het toerisme erbij te nemen.’ Dat was geen domme zet, na de verhuizing van het bedrijf naar de toeristische Lingedijk. Na een bescheiden appelstalletje en de huisverkoop van jam en kersen, volgden de B&B en een boerderijwinkel met terras. In de pluktuin kunnen bezoekers aardbeien, frambozen, bramen en rode bessen plukken.
Marius heeft nog wat Elstar- en Jonagoldappelaars ‘voor eigen verkoop’, en achter de dijk nog enkele hoogstambomen, ‘uit nostalgie’. Hoogstam wordt ook in de Betuwe zeldzaam. Overdekt en beschut tegen regen en vogels staan op 1,5 ha van het perceel vooral laagstamkerselaars. Door deze investeringen is de kers almaar meer een luxeproduct. ‘Door hier kersen te verkopen, kan ik de prijs nog zelf zetten, dat kan niet op de veiling. Ze zijn ook niet lang houdbaar, dus je verkoopt ze het best zo snel mogelijk. Hier staan tien rassen door elkaar, zodat ze elkaar bestuiven en de oogst over zes weken gespreid is.’
In de kersenboomgaard staan hommelkasten en hangen bakjes met metselbijen. ‘Tja, bijenkorven, insectenhotels en bosschages,’ mijmert de fruitboer, ‘hoe natuurlijk zijn die nog? Het is toch de mens die de kasten zet... Alle zogenaamde biodiversiteit is mensenwerk. Je ziet niet of het wat uitmaakt, maar ik geloof er wel in. Wat is biologisch? Niet spuiten? Grote hoeveelheden zwavel en koper spuiten in plaats van een minuscule hoeveelheid synthetische producten: is dat dan wel verantwoord?’ Marius volgde een biologische fruitteeltcursus in Sint-Truiden, ‘voor de kennis, want toepasbaar is het hier niet, vanwege de zware regelgeving. Gecertificeerd bioboer zijn is ondoenbaar. Geen wonder dat ik geen opvolging vind.’
De buren van Marius tonen wat vandaag nog leefbaar is: uitgestrekte monoculturen van laagstamboomgaarden. De grote telers verkiezen vooral peren, omdat die markt minder geglobaliseerd is. Dezelfde zichten heb je ook in Haspengouw, met toch één groot verschil: anders dan het golvende Zuid-Limburg is de Betuwe zo plat als een biljardlaken, en zie je overal rond de boomgaarden water staan. Het zijn net de rivieren die de Betuwe zo vruchtbaar maken.
Daar bij die molen…
We doorkruisen Tricht. Op 25 juni 1967 om 17.10 uur deed dat ook een erg ongenode gast: de windhoos die een uurtje tevoren Oostmalle teisterde, verwoestte hier op een kwartier 55 huizen volledig en beschadigde honderd andere. Tot in het IJsselmeer werden spullen uit het dorpje teruggevonden. Maar liefst vijf bewoners verloren het leven. Een monument gedenkt de ramp.
We laten de Linge achter en fietsen de polder in. Aan knooppunt 69 gaan we zelfs even van de route af, vlak bij Buren, een stadje dat de moeite waard is om even te bekijken. Over de Linge rijden we Geldermalsen binnen, de grootste stad op deze route, maar enkel geschikt om wat proviand in te slaan of voor een lunchstop, al zijn er pittoresker plekken om dat te doen. Al snel zijn we de stad uit en volgen we, nu stroomafwaarts en op de linkeroever, de slingerende Linge. Het dorpje Deil is schilderachtig, met vakantiehuisjes aan de dijk en ruim zicht op de uitgestrekte boomgaarden aan de overkant van de rivier.
In een van de bochten van de Linge, recht tegenover de Heerlijkheid Mariënwaerdt, steekt een witte bakstenen molen af tegen het nog prille voorjaarsgroen. De wieken van de 110 jaar oude korenmolen De Vlinder zijn versierd met driekleurige bunting. Dít is een mooie plek voor onze picknick. En een praatje met Lucas (15), lid van Het Gilde van Vrijwillige Molenaars. ‘Ik ben gefascineerd door molenmechaniek’, zegt de mondige jongeman. Terwijl zijn leeftijdsgenoten aan de gamecomputer hangen, geeft hij hier rondleidingen. ‘Mijn vriendjes snappen er geen zak van dat mij dit zo boeit.’ Gepassioneerd vertelt hij over ‘de mooiste molen van Nederland’ en toont hij de geruisloos bewegende mechaniek, soepel gehouden met varkensreuzel, en hoe hij op zijn eentje via een lier op de houten stelling de hele kop naar de wind kan zetten. De windturbines aan de horizon vindt hij maar niks, vergeleken met ‘zijn’ molen: ‘Ik snap wel dat die nodig zijn, maar mooi zijn ze niet. Wel handig is dat ik aan hen meteen kan zien vanwaar de wind komt.’
Trouwersromantiek
Die wind belooft regen, dus we fietsen maar eens verder. Het nabije Enspijk is ook mooi. De huizen achter de dijk hebben ervoor een stukje privégrond, waar het prettig zitten is. Moesten we nu het trappen al beu zijn of de dreigende regen willen ontwijken, dan konden we hier het voet- en fietsveer over de Linge nemen. Dat vaart van april tot oktober dagelijks, behalve op dagen waarop 70% of meer regen is voorspeld. Vreemd. Is dat veer niet dan waterbestendig?
We glippen onder de A2 door en laten Beesd op de rechteroever van de Linge links liggen. In het kleine Rumpt zijn het voormalige rooms-katholieke kerkje en zijn pastorietuin een geliefde trouwlocatie. Aan de Linge worden ‘recreatielandjes’ verhuurd: keurige, omhaagde privégronden met aanlegsteigers. We steken de rivier weer over in Rhenoy. Even verderop ligt Acquoy met zijn scheve kerktoren, die al tijdens de bouw in de 15de eeuw verzakte en halverwege gecorrigeerd werd. Op het kerkhofje staat een zerk van ene Cornelia Pisa.
Van Rhenoy tot Beesd genieten we van wind in de rug, maar minder van het gemengd verkeer. We passeren het uilen- en dierenpark de Paay, een privédierenpark, dat op aandringen van vrienden van de verzamelaar ook open is voor het publiek. Dat kan er 78 diersoorten tellen, van ooievaars tot wallaby’s. We zijn nét terug in Mariënwaerdt of de hemelsluizen openen zich. Perfect getimed!
Bloesemroute 2: Bommelerwaard
Start- en eindpunt (en parkeerplaats) voor deze lus is De Gouden Molen in Rossum: dit restaurant-hotel biedt, behalve een stevig avondmaal na de fietstocht, een mooi terrasuitzicht over de Waal. Over de Waaldijk blijven we uit het Gat van Sientje (een tot 40 meter diepe, van de Maas afgesneden duiklocatie) en we fietsen langs zandmeren met veel watersportrecreatie (ontstaan door zandwinning) door Kerkdriel. Na Velddriel komen we het dichtst bij de Maas en de ‘grote stad’ Den Bosch.
We scheren langs Ammerzoden, waar we een stop maken. Een kasseiweg leidt naar alweer een romantische locatie: kasteel Ammersoyen is een van de mooiste middeleeuwse waterburchten van Nederland. Zestien jaar lang heeft Geldersch Landschap & Kasteelen eraan gerestaureerd. Zijn vader was nog kamerheer van koning Willem I en burgemeester van het Belgisch-Limburgse Gors-Opleeuw, maar in 1873 verkocht de laatste baron de Woëlmont het kasteel aan de katholieke kerk, nadat hij zijn laatste guldens erdoor gefeest en (letterlijk) gejaagd had. De zusters-clarissen dempten de gracht en richtten een grote kapelaanbouw op die nét boven de wereldlijke kasteeltorens uitkwam. Het kasteel zelf werd opgedeeld in kleine cellen en kamers. Na een flinke beschadiging aan het eind van WO II was het door de zusters verlaten en verminkte kasteel een tijdje – onwaarschijnlijk genoeg in die halve ruïne – een stofzuiger- en wasmachinefabriek.
Jip en Janneke
Vanaf 1957 werd de restauratie aangevat: het kapelgedrocht werd afgebroken, de gracht weer uitgegraven (waardoor de grootste schervenvondst van Nederland gedaan werd) en sinds begin deze eeuw ook het gemeentehuis eruit verdween, is het slot vandaag een museum dat met trots zijn oorspronkelijke staat toont. Met ‘plonsplees’ (toiletten die rechtstreeks uitgeven op de gracht) en haarden in bijna alle kamers is duidelijk dat dit slot al van bij de bouw in de 14de eeuw een luxueus buitenverblijf was. Gids Wim vertelt hoe bij de restauratie ‘muurtrappen’ werden ontdekt: ‘Die verbindingen tussen de verdiepingen in de dikke muren werden dichtgemetseld na een brand in 1590.’ Vandaag moeten we weer op en neer over de steile en smalle muurtrappen. Gelukkig hebben we ons harnas thuisgelaten.
Op de fiets trekken we dwars over ‘riviereiland’ Bommelerwaard van Maas naar Waal, naar Zaltbommel. In de voormalige hanzestad die zijn naam dankt aan de zouthandel (voor het pekelen van vis) en van zijn versterkte omwalling een park gemaakt heeft, bezoeken we nog een ‘kasteel’. De Gelderse legeraanvoerder Maarten van Rossum liet dit woonhuis bouwen tussen 1535 en 1540. Tot in de 19de eeuw bleef het ‘stadskasteel’ in de familie, maar ‘toen raakte het in verval’, vertelt Evert-Jan Smeenk, ‘en dreigde de sloop. Het rijk richtte er echter een kantongerecht in, opgeknapt door Pierre Cuypers (de in Antwerpen opgeleide katholieke architect van het Rijksmuseum), die het met hoektorentjes en kantelen nog wat middeleeuwser maakte.’
Sinds 1937 is het een museum, vandaag met vaste expo’s rond lokale geschiedenis en kunst, de 80-jarige oorlog én Zaltbommels bekendste illustratrice van Annie M.G. Schmidt-boeken: Fiep Westendorp (1916-2004). In de voormalige gerechtszaal bekijken we haar eerste opdrachten voor de VVV van Zaltbommel, de zwarte silhouetjes van Jip en Janneke, het kraanwagentje uit Pluk van de Petteflet en haar tekentafel, waar ze haar vaders piekjeshaar als model nam voor de familie Stamper en zichzelf voor Mevrouw Helderder.
Bij helderder weer dan aan het eind van de vorige route besluiten we deze via natuurreservaat de Hurwenensche uiterwaard, een afgesneden meander van de Waal, en een b(l)oeiende tocht tussen grote en kleine rivieren.
Zelf tussen de bloesems gaan fietsen in de Betuwe? Je vindt alle info en adresjes in de online reiswijzer via www.pasar.be
Bloesem-alert!
- Wanneer de bloesem bloeit, is niet te voorspellen. Ergens tussen midden april en midden mei, maar veel hangt af van de hoeveelheid zon, wind, regen en vorst die de bloesems voorgeschoteld krijgen. Bloesem gedijt het best bij warmte en droog weer: regen en nachtvorst kunnen het feestje snel bederven.
- Om er zeker van te zijn de bloesems niet te missen, kun je Bloesemalert downloaden. Deze app van Stichting Bureau Toerisme promoot het Rivierenland onder meer met bloesemroutes, bloesemweetjes en eet- en logeertips voor onderweg.
- Met regelmatige updates brengt de app nieuwtjes over de bloesemstand van zaken: welke bloesems zijn in bloei, hoe zijn de (weers)vooruitzichten…
- De eerste bloesems zijn die van de pruimen- en kersenbomen. Later komen de perelaars en het bloesemseizoen wordt besloten door de appelbomen. De wit-roze bloesem van appelaars is makkelijk te herkennen.
- Daarnaast geeft de app nog meer tips en weetjes over bloesems: hoe wordt de bloesem beschermd tegen nachtvorst, welke rol spelen bijen, hoe je de mooiste bloesemfoto’s maakt… Je kan er ook je eigen foto’s en filmpjes delen.
uitinderegio.nl/bloesemperiode