Fietsen op Flevoland

12 minuten leestijd

Flevoland is de jongste provincie van Nederland. Allicht ook de platste en zeker de meest artificiële, want het is helemaal nieuw land, gewonnen op de Zuiderzee. Behoudens tegenwind fietst dat open land makkelijk weg en de knooppunten brengen je altijd weer naar huis. Pasar-redacteur Chris Van Minnebruggen trapte een paar dagen mee met een recreatieve klassieker uit het reisaanbod van Govaka & Pasar.

reportage
  • Fietsen

De afspraken zijn duidelijk: één keer blazen betekent een tegenligger, twee keer is een snelle fietser achterop. Drie keer fluiten staat voor gevaar. Bij een lang fluitsignaal stoppen we. Begeleider Roger neemt de kop, Karel de staart van ons peloton van twintig. Allebei hebben ze een fluitje en een veiligheidshesje. ‘Bandenspanning op punt? Fietshelmen op. We gaan.’ De stem van Roger galmt als een klok over het deelnemersveld. ‘En hou wat afstand van je voorligger.’

Naar de Oostvaardersplassen

Gekke namen hebben de straten in de buurt van ons hotel in een buitenwijk van Almere. We fietsen door het Volksdanspad en trappen even later onder de Kaviaarbrug door. Er is ook een Sirtakistraat en het Bos der Onverzettelijken, een Palingweg en een Trekvogelweg. Al die tijd rijden we netjes achter elkaar van het ene fietsknooppunt naar het andere, helemaal vertrouwend op kopman Roger.

Pas in de buurt van de Lepelaarsplassen en het bezoekerscentrum De Trekvogel waaieren we wat uit elkaar en laat het tempo adem voor een praatje. Gerda doet de reis al voor de tweede keer: ‘Omdat Nederland zo’n geweldig fietsland is. Prima paden, veilig gescheiden van het autoverkeer, goed bewegwijzerd en geen steil klimwerk.’ André is het helemaal met haar eens. Vorig jaar reed hij de Elfstedentocht in Friesland. Eind deze week dropt hij thuis de vuile was en trekt hij met verse kleren en dezelfde fiets naar Schouwen-Duiveland.

Het valt me ook op dat een kleine helft van onze groep met een e-bike fietst. Zelfs André nummer twee buigt zich op zijn achtenzeventigste met karakter over het stuur van zijn racefiets.

Dan nemen we de Oostvaardersdijk, een kilometerslange strook kaarsrecht asfalt tussen Markermeer en de Oostvaardersplassen. Gelukkig hebben we wind mee en met een enkele korte stop voor een blik op al dat water belanden we in Batavia Stad. Niet de hoofdstad van de koloniale nederzetting in Indonesië. Wel een koopwalhalla met alle modemerken bij elkaar. Een fashion outletcenter heet dat tegenwoordig.

Een schip voor de oceaan

Wij parkeren ons op het terras van de buren voor koffie en een borrel. De buren, dat zijn de lui van de Bataviawerf. Daar staat in het water een replica van de Batavia, het handelsschip dat in de zeventiende eeuw op zijn eerste reis naar Java voor de westkust van Australië verging.

Een reis waarover de wildste verhalen de ronde doen. Van een schipper met te veel oog voor vrouwelijk schoon, een slapjanus van een bevelhebber en muitende soldaten die na de schipbreuk liever de vaten wijn leegdronken dan dat ze de kostbare lading redden.

Geen groter enthousiasme gezien dan bij kerels die op heet metaal slaan tot de vonken in het rond spatten.

Breng een bezoek aan de werf en je duikt meteen in de praktische kant van het oude scheepsbedrijf. Met een groep schoolkinderen lopen we binnen in de smederij waar een paar pubers zelf een kanjer van een spijker leren smeden met de hulp van vrijwilligers Saul en Ben. Geen groter enthousiasme gezien dan bij kerels die op heet metaal slaan tot de vonken in het rond spatten.

Op de verdieping huist een zeilmakerij. Toen in 2008 brand uitbrak op de Batavia gingen alle zeilen in de vlammen op. Van de nood een deugd gemaakt leerden vrijwilligers het hele metier opnieuw. Vroeger waren de zeilen van hennep, tegenwoordig maken ze die van vlasdoek. Helemaal opgetuigd heeft de Batavia 1.300 vierkante meter zeil. Aan het grootzeil alleen al is een half jaar gewerkt. De wevers van de werf maken ook op aanvraag en tegen betaling zeilen voor andere oude schepen.

Extra leuk aan de scheepswerf is dat iedereen aanspreekbaar is. Pieter Vanderlaan bijvoorbeeld. En Wim Schokker. Twee houtbewerkers met pretlichtjes in de ogen. Zij bouwen aan een schaalversie van de Zeven Provinciën, nog een Oost-Indiëvaarder uit de piratentijd. ‘Hij wordt één op tien’, vertelt Pieter. ‘Zes meter lang. Zes vijfentwintig hoog met de mast erbij. Aan één kant blijft hij open zodat je in het schip kan kijken, in het kanonnendek.’ Alles doen ze zelf, tot in het kleinste detail. ‘De zeilen, de beelden, het ijzerwerk: allemaal handwerk. Zelfs de planken worden gebreeuwd. Nooit van gehoord? Breeuwen is de naden tussen het hout met vlas dichtmaken.’

Drie jaar geleden is met de bouw van het model gestart. Wim en Pieter doen al een jaar mee. ‘Nee, we hebben dit vak niet gestudeerd. Het is een fijne hobby’, weet Wim. ‘We werken er met meer dan twintig man aan. Wanneer we tijd hebben, want het blijft vrijwilligerswerk. Over een paar jaar moet deze klaar zijn.’

Gigant aan de haven

Terug op de fiets zien we op de Strekdam bij de Houtribdijk van Lelystad een gigantisch beeld staan. De Hurkende man, een beeld van kunstenaar Antony Gormley. Zesentwintig meter hoog, duizend achthonderd staven aaneengeklonken metaal. Hoe je hem ook nadert, telkens lijkt hij een andere kant op te kijken.

Mijmert hij bij het komen en gaan van de schepen? Of kijkt hij over zijn schouder naar twintig keuvelende fietsers die onder de stad doorduiken en langs het Hollandse Hout naar de andere kant van de Oostvaardersplassen trappen? Dat natuurgebied hoort bij de meest waardevolle gebieden van Europa. Zesduizend hectare groot is het, een speeltuin voor zilverreigers, bruine kiekendieven, blauwborsten, klapeksters, groenpootruiters, aalscholvers, zeearenden, visdieven, ganzen, eenden en lepelaars. Zelfs in de vogelkijkhut De Kluut vliegen stoutmoedige zwaluwen achter je rug hun nest in als je even met je verrekijker over de plassen tuurt.

Vrijheid blijheid in Almere

Weer zo’n lange strook asfalt naar Almere. Dit keer door het groen. Op Flevoland konden stadsplanners en architecten van een leeg blad beginnen. Dat schept meer dan genoeg ruimte voor wilde plannen en experiment. Het is de stad aan te zien. Oude gevels, bruine kroegen en kromme kasseistraatjes kom je niet tegen.

Bontgekleurde winkels, eigentijdse horeca en blitse architectuur des te meer. Het begint al bij het binnenrijden langs Almere Buiten en de Schanullekebrug waar kwajongens het water induiken. Eerst de maffe, gekromde (als de rug van een kat) daken van de Kattenrugwoningen, tot de voeten in het water van kanaaltje Fluittocht. Als je wil, kan je hier met de sloep naar school. Of uit winkelen. Om de hoek de Rode Donders, drie appartementsgebouwen vermomd als vuurrode graansilo’s naast de Lage Vaart.

De toppers ontdek je in het centrum. Side by side, twee woontorens van meer dan twintig verdiepingen staan er haaks op elkaar langs de Koetsierbaan. Eigenlijk was dat niet de bedoeling, maar bij de voorstelling van de ontwerpmaquette viel er eentje om. Iemand zette hem verkeerd weer rechtop en zo is hij uiteindelijk ook gebouwd. Zie ze daar staan, met zicht op het Weerwater. Als het er waait, fladder je uit je broek. De Smaragd ligt als een naar boven verbredend juweel aan De Diagonaal. Mijn favoriet is The Wave, een appartementsblok waarvan de gevels als schubben over elkaar liggen. Alsof ze over elkaar kunnen schuiven en straks in beweging komen.

Kunst aan de haven

En dan is er nog de wijk Almere Haven. Kleinschaliger met smallere straten, pleintjes en wat grachten voor de gezelligheid. Maar eigenlijk helemaal jaren tachtig. Daar kwamen toen nogal wat Amsterdammers wonen. Onder hen ook vrije vogels en kunstenaars van allerlei slag. Die streken neer rond de Kerkgracht. Paulina Martin de Kreij was er toen al bij en nog altijd organiseert ze de Kunstmarkt tijdens het Havenfestival in september.

Als ze hoort dat we op de Bataviawerf zijn geweest, lichten Paulina’s ogen op: ‘Dat treft! Voor dat schip heb ik vierentwintig houten beelden gemaakt. Ook het boegbeeld. Mooie opdracht.’ Maar het liefst werkt ze in steen. ‘Marmer uit Carrara is het summum. Ik kan nog altijd tien uur achter elkaar hakken. Dat is allemaal een kwestie van techniek. Je moet soepel in je armen zitten en de hamer het werk laten doen. Zo probeer ik het mijn cursisten te leren. Als iemand verkeerd slaat, hoor ik dat meteen. Dan moet ik snel ingrijpen, want anders komen daar barsten van.’

Iedereen noemde het hier de Kunstgracht. En ik danste de flamenco. Eindeloos.

En dan moet ze nog gauw een ontwerptekening afwerken die ze straks aan de gemeente wil voorleggen. Een fontein met meeuwen die zich speels aan het water komen laven. In steen of brons, het maakt haar niet uit. ‘Vroeger was het hier zo leuk’, mijmert ze nog. ‘Ginds woonde een glaskunstenaar, een paar huizen naast me een graficus. Iedereen noemde het hier de Kunstgracht. En ik danste de flamenco. Eindeloos.’ Zoals ze het zegt, schiet er een vlam van passie en plezier door al dat heimwee.

Kwiek langs de beau monde

Een nieuwe dag, een nieuw lijstje fietsknooppunten. 83-84, de stad uit. 85-91, met belgerinkel over smalle kronkelpaden door het Waterlandse Bos, daar zijn tegenliggers. 92-46-75, onder een stralende zon de brug tussen Eemmeer en Gooimeer over, een andere wereld in. Die van de beau monde uit medialand Hilversum en rijke Amsterdammers die buiten de stad wonen.

Deze vakantie is een makkie voor mij. Maar het is genieten. Alle stress valt weg.

Voor vandaag heb ik een e-bike te leen. Een Qwic met motor in het voorwiel, geveerde vork, zeven versnellingen en acht ondersteuningsniveaus. Zeker dankzij die laatste kan ik het hele traject op zijn janboerenfluitjes rond maken. Eigenlijk moet ik zelfs geregeld in de remmen. Zo makkelijk loopt ie.

Behalve met ex-kraanman Eddy aan mijn zij. Hij werkte tot een half jaar geleden voor een internationale bouwfirma. ‘Maar het ging niet meer’, vertelt hij. ‘Het werk werd erg onregelmatig en je moest alsmaar flexibeler zijn. We werden weggeconcurreerd door goedkope arbeiders uit Oost-Europa. Gelukkig kreeg ik brugpensioen. Gedaan met alle dagen opstaan om vijf uur en pas thuis rond zeven. Nu heb ik een degelijke koersfiets. We gaan twee keer per week de weg op voor een tocht van vijftig tot zeventig kilometer.

Als een klad reisduiven strijken we neer op het terras van restaurant Bellevue in Laren. Met zicht op dure huizen met hagelwitte buitenmuren en strodaken, minstens één SUV voor de deur. Liefst een Range Rover. Hier moeten ze wonen, de Gooische vrouwen. Blaricum ligt per slot van rekening om de hoek. Helaas, over Linda De Mol kunnen we alleen maar dromen.

Haaientanden en hard zand

Ons lokt een ander stuk natuur. We rijden in een lang lint door het drukke dorp en ondervinden aan den lijve dat de fietser niet alleen rechten heeft, maar ook plichten. Als je groen hebt, gaan automobilisten meteen in de rem. Maar bij rood stop je. Nog drie man van je groepje mee door rood? Getoeter en protest.

Fietsers rijden doorgaans op een eigen fietsstrook, maar kruisen regelmatig het stadsverkeer. Dan zijn de haaientanden op de weg cruciaal. Staan er geen voor de tweewieler maar wel voor de auto, dan stopt elke wagen. Ook van rechts. Aarzel je zelf als fietser, dan raakt iedereen in de war. Krijgt andersom je fiets de haaientanden voor het wiel, dan stop je beslist. Zo niet schrikt koning auto zich een hoedje. Het is even wennen, zeker als je in groep gefocust bent op het achterwiel van je voorganger. Begeleiders Roger en Karel beleven een spannend kwartiertje. Het lijkt wel of ze ogen op hun rug hebben. Af en toe klinkt zelfs terecht een kordaat bevel.

Maar dan rijden we het Spanderswoud in. Een oase van donkergroene stilte met kaarsrecht getrokken lanen hard zand. Weldadig bos. Soepel malen we de trappers rond. In geen tijd staan we in ’s Graveland bij de Grote Klapbrug. Roger gaat voor trappist en omelet in bruin café Bollie Blooper. Ik wil naar Bezoekerscentrum Gooi en Vechtstreek, een paar honderd meter verderop. De groep splitst zich op. Het centrum leert en informeert over de natuur en het landschap van de streek. Over de geschiedenis ervan en hoe de mens met dat land is omgegaan. Er vertrekken wandelingen en fietstochten. Je kan er lunchen en je eigen picknick gebruiken. In het Oerrr-bos kunnen de kleintjes spelen en een brok natuur verkennen.

Kunnen we nog wat blijven, voor een wandeling naar een van de plassen of buitenplaatsen? Niet echt, er valt nog terug te fietsen. Roger zwaait zijn rechterbeen over het zadel en wij zwaaien mee. Als een ridder strekt hij zijn arm hoog in de lucht en wijst dan voorwaarts. Het sein voor de laatste aanval van de dag. Roger maakt een rondtrekkende beweging om Laren te omzeilen en gidst de bende terug naar open terrein en de brug over het Eemmeer. Het is beginnen waaien, we hebben wind in de rug. Zo snorren we in lichte draf door Flevoland. Op het gemak. Lustig leunend op het stuur. En met een zee van tijd. Morgen is er weer een dag.

 

Tekst Chris Van Minnebruggen - Foto’s Daniël Rys

Dit artikel is verschenen in mei 2017.

deel Artikel

Word lid voor 39€

Op zoek naar kwalitatieve invulling van je vrije tijd?

Word lid van Pasar en ontdek een wereld vol boeiende activiteiten, inspirerende reizen en gezellige samenkomsten. Met Pasar geniet je van een gevarieerd aanbod aan uitstappen en evenementen, afgestemd op jouw interesses en wensen. Sluit je aan bij onze warme community en beleef onvergetelijke momenten samen met andere enthousiaste leden.

Ga voor de Pasar-pas!

lees meer