Een bedje van ijs

11 minuten leestijd

In het noorden van Italië, tegen Oostenrijk aan, ligt Zuid-Tirol. Een regio met een heel eigen identiteit, een mix van de Germaanse en de Latijnse cultuur. Maar ook een streek met 300 dagen zon per jaar, terwijl je er toch tussen prachtige witte bergtoppen zit. Hier kom je echt tot rust, ook als je logeert in een kamer met muren van sneeuw.

reportage
  • Uitstappen en vakanties

De zon zakt al achter de bergen als we aankomen in Kurzras, het verste en hoogste dorpje in het Schnalstal, op 2.011 meter boven de zeespiegel. Nadat we onze bagage hebben afgegeven, gaat de kabelbaan speciaal voor ons nog een laatste keer omhoog naar het bergstation aan de gletsjer op 3.212 meter. Op ski’s glijden we naar de Schöne-Aussicht-Hütte, of Rifugio Bellavista. Althans, dat hopen we.

Als we de berghut in het vizier krijgen, blijkt ze een flink stuk hoger te liggen dan waar wij staan. En de stoeltjeslift ligt al stil. Geen nood, we hebben het gsm-nummer van onze gastheer bij ons. Even later zien we een sneeuwscooter onze richting uitkomen. ‘Grüß Gott! Neem het touw aan de scooter maar vast, dan sleep ik jullie naar boven.’ Enkele minuten later komen we aan in de berghut bij de Hochjochferner, een eeuwenoude pas. Het massieve stenen gebouw met kleine ramen en rood-witte luikjes trotseert de omliggende pieken, een dik pak sneeuw en de vrieskou.

Binnen brandt de kachel gezellig in de Stube. Je hoort de houten vloeren kraken als de gasten door de gangen lopen. Sommigen lopen warempel enkel met een handdoek rond hun middel… naar buiten. Ze nemen een sauna in een grote ton die met een houtkacheltje wordt opgewarmd. Achteraf rollen ze door de sneeuw en warmen ze zich op in een hottub terwijl ze genieten van een fenomenaal uitzicht over het dal.

Natuurlijke overlevingstechniek

Ons onderkomen voor de komende nacht is niet de berghut, maar een van de drie belendende iglo’s. ‘Buiten koelt het vannacht af tot twintig graden onder nul’, vertelt Hüttenwirt Paul Grüner. ‘Het idee van logeren in een iglo ontstond met de eeuwwisseling in 1999. Al onze bedden waren volzet en we dokterden deze ludieke oplossing uit. Die sloeg zo hard aan, dat we sindsdien elk jaar iglo’s bouwen. Een hol in de sneeuw is trouwens een natuurlijke overlevingstechniek om een winternacht in de Alpen te overleven. De sneeuw isoleert waardoor je niet doodvriest. Je moet alleen voor de aanvoer van voldoende verse lucht zorgen om CO-vergiftiging te vermijden.’

De drie iglo’s zijn geen halfronde gebouwtjes met bakstenen uit sneeuw, maar liggen als een soort ijsgrot tegen de bergwand. Elke iglo heeft een houten deurtje waarop een schapenvacht hangt. Eerst moet je door een gangetje, dan kom je in de slaapkamer. Dat is een rond vertrek met een wand uit sneeuw, een nis waarop theelichtjes staan en een hoog bed uit ijs. Het is gedekt met een matras, schapenvacht, thermische slaapzak en een rood-wit geruit kussen. Aan de wand hangen kerstboomlichtjes die ontelbare ijskristalletjes laten glinsteren.

Voor het avondmaal warmen ook wij ons nog eens goed op in de sauna en rollen dan door de ijskoude sneeuw. Daarna krijgen we in de berghut het viergangendagmenu voorgeschoteld, een mix van Oostenrijkse bergkost en Italiaanse keuken – of hoe dikke seldersoep rijmt op tiramisu. De unieke locatie, hoog in de Alpen, ver verwijderd van de bewoonde wereld, werkt betoverend. Een van de medegasten pakt een gitaar van de muur en zet een evergreen van John Denver in. Andere gasten zingen mee. De toon is gezet, de sfeer zit er goed in, maar wij maken ons stilaan op voor een ijskoud avontuur. In de hut poetsen we nog onze tanden, daarna trekken we een thermische collant en T-shirt aan – en voor de zekerheid ook een sjaal, muts, handschoenen en een dik paar kousen. Daarna schuifelen we op Crocs voorzichtig over de sneeuw naar onze iglo.

Gedempt door de sneeuw

Binnen nestelen we ons zo gauw mogelijk in een eskimoslaapzak. Voor romantische zielen zijn ze aan elkaar geritst zodat je elkaar de hele nacht warm kan houden. Er staat trouwens ook een flesje prosecco klaar – een ijsemmer hoeft niet. We laten ons betoveren door het unieke kader en de absolute, haast mystieke stilte. Wat er al van nachtlawaai boven de 3.000 meter kan zijn, wordt volledig gedempt door de sneeuw. Nog een paar bladzijden lezen voor het slapengaan vormt met handschoenen aan een te grote uitdaging. Al vroeg knippen we het licht uit…

Klopklop. ‘Hier ben ik met een kannetje thee om jullie lekker op te warmen.’ Het is acht uur ’s ochtends. De nacht in de iglo zit erop. Goed geslapen? Hmmm. Niet echt. Het is de eerste nacht op grote hoogte en daardoor kan je al eens wakker worden (tip: een aspirientje nemen). Bovendien ben ik ’s nachts nogal een woelrat, dan is het niet handig om ingesnoerd in een eskimoslaapzak te slapen. Ook mijn kussen gleed wel eens weg op het gladde ijs. Koud had ik het dan weer niet. Integendeel, in de loop van de nacht speelde ik mijn kousen uit, zette mijn muts af en deed mijn sjaal uit. Conclusie: slapen in een iglo kan je het beste vergelijken met slapen in een tent uit ijs. Iets voor doorgewinterde kampeerders die houden van een streepje avontuurlijke glamping.

Skiën van hut naar hut

Een ochtendlijke sanitaire stop maken we in de berghut. Bij het ontbijt schuift Paul weer bij ons aan. Hij ziet ons de vele foto’s van bergbeklimmers en wintersporters uit lang vervlogen tijden bewonderen. ‘Al in 1886 is Serafin Gurschler uit Kurzras met de bouw van de Schöne-Aussicht-Hütte begonnen. Bergsport was lange tijd een chique aangelegenheid. De boeren uit het Schnalstal – dat je toen alleen te voet of per ezel kon bereiken door enkele nauwe kloven – begeleidden de happy few op hun wandelingen en skitours naar de gletsjer. Voor hun comfort richtte hij hier een hut op.’

‘Gurschler koos niet toevallig voor deze plek. Hier kwamen al altijd veel mensen voorbij. Midden juni begeleiden de Schnalstaler hun kuddes met twee- tot drieduizend schapen en geiten over de bergkam naar de vruchtbare alpenweiden van het Ötztal. In september maken ze de omgekeerde beweging. Deze traditie van Transhumanz is eeuwenoud en werd door de Unesco erkend als werelderfgoed. Dat herders en jagers hier al duizenden jaren voorbijkomen, bewijst ook Ötzi. Wandelaars ontdekten de ijsmummie in 1991 onder aan de gletsjer.’

De vindplaats van dit archeologische unicum vinden wij het perfecte doel voor een dagje toerskiën in de diepsneeuw, maar acuut lawinegevaar maakt onze plannen onmogelijk. De Glacier Wine Rally is een aanlokkelijk alternatief. Martina Gurschler haalt ons op voor een dagje ontspannen skiën van hut naar hut. ‘Bij elke stop kan je een andere witte of rode wijn uit Zuid-Tirol proeven, met daarbij een passend lokaal hapje’, vertelt ze.

Oude stoeltjeslift naar een rodelbaan

De gewezen skikampioene kent het gebied door en door. ‘Mijn familie woont al sinds de dertiende eeuw in Kurzras. Serafin was een van mijn voorvaders. Mijn vader was de visionair die hier veertig jaar geleden met wintersport voor het brede publiek pionierde. Hij bouwde de eerste gondelbaan naar de gletsjer. Om hem te eren, legden we in 2015 de Leo Gurschler-skipiste aan. Over een halve kilometer afstand daal je 200 hoogtemeters, met een hellingsgraad van 60 procent. Enkel voor experts!’

Voorts is het Schnalstal een rustig, familiaal skigebied. Zoals op veel gletsjers zijn de pistes op het ijs niet al te steil, maar het zijn wel mooie pistes. Iets lager liggen leuke, speelse rode en zwarte afdalingen, maar ook brede blauwe boulevards. De dalafdaling naar Kurzras is de moeite meer dan waard. In het dorpje kan je ook een oude stoeltjeslift naar een rodelbaan en twee geweldige rode pistes nemen. Na een wat lange zit in deze oude lift word je rijkelijk beloond met deze knalpistes. In de enige après-skibar van het dorp kan je je laatste glas wijn van de Rally nuttigen.

Oostenrijkse Italianen of Italiaanse Oostenrijkers?

Martina skiet als een hazenwind. In de lift vertelt ze meer over haar geliefde bergen. ‘De piste over de Hochjochferner noemen wij de smokkelroute. Ze werd lange tijd gebruikt om goederen van Italië naar Oostenrijk te smokkelen en omgekeerd. Met de auto moet je 200 kilometer rijden naar het Ötztal. Te voet of met ski’s bedraagt de afstand amper 12 kilometer. Kijk, daar zie je het vroegere tolhuisje liggen. Vandaag is het een dependance van de Schöne-Aussicht-Hütte, een romantisch nestje waar je met twee bergliefhebbers kan overnachten.’

À propos, een tolhuisje, dat wil zeggen dat er een grens ligt. Hoe zit dat eigenlijk? Jullie zijn Italianen, maar spreken Duits? ‘Dat klopt. Tot 1918 maakte Südtirol (Alto Adige) deel uit van Oostenrijk. Dat moest na de Eerste Wereldoorlog grondgebied aan Italië afstaan. De fascistische Italiaanse leider Benito Mussolini probeerde de regio te italianiseren, maar dat is nooit echt gelukt. Zuid-Tirol vormt nu een autonome Italiaanse provincie met drie officiële talen. Ruim vier op de vijf van de 500.000 inwoners spreekt Duits. De anderen spreken Italiaans. Een kleine minderheid heeft Ladinisch als moedertaal, een verbasterd Latijn dat in enkele geïsoleerde dorpen bleef bestaan.’

‘Of we hier met communautaire spanningen kampen? Ach, politici vinden altijd wel problemen. Voel ik me meer Oostenrijkse dan Italiaanse? Ik ben eerst en vooral een Südtirolerin’, klinkt het diplomatisch. Martina wijst liever de toppen aan die boven Kurzras uitsteken. ‘De Wildspitze – na de Großglockner de hoogste berg van Oostenrijk; de Kreuzspitze, ook in Oostenrijk; de Schwarze Wand, in Italië en Im hinteren Eis, het ijs ginderachter, pal op de grens. Het zijn de bergen waar in 2015 de opnames plaatsvonden van de rampenfilm Everest met Jake Gyllenhaal – sympathieke kerel’, knipoogt Martina. ‘Ook Der Mann aus dem Eis uit 2017 werd hier gefilmd.’

Frozen Fritz

Die man uit het ijs, dat is Ötzi. Hoewel er in de kopertijd nog geen sprake was van Italië of Oostenrijk, kreeg ook de ijsman met een grensconflict te maken. Toen de Duitse wandelaars Helmut en Erika Simon hem vonden, hielden ze het lichaam voor een recent slachtoffer van een ongeval. Het stoffelijk overschot ging daarop voor forensisch onderzoek naar Innsbruck in Oostenrijk. Toen bleek dat het om een unieke archeologische vondst ging, werd de vindplek uiterst nauwkeurig bepaald: 92,56 meter voorbij de Oostenrijkse grens. Ötzi aka Frozen Fritz keerde daarop terug naar Italië, naar het Zuid-Tiroler Archeologiemuseum in Bozen (Bolzano in het Italiaans, red.). Sindsdien trekt het museum 300.000 bezoekers per jaar.

Na een heerlijke dag skiën en een overweldigende dag wandelen in de sneeuw willen wij die fameuze Ötzi wel eens een bezoekje brengen. We keren terug naar het brede dal van de Etsch. Na een tussenstop in het charmante kuuroord Meran (of Merano) rijden we naar de elegante provinciehoofdstad Bozen. Alpien gaat er vloeiend over in mediterraan. Je hoort er meer Italiaans dan Duits. De chique winkels onder de eeuwenoude arcadebogen vertellen dat de levensstandaard er hoog is. En je vindt er alles. Van lederhosen en dirndljurken tot merkkleding van Armani en Versace.

Zelfs in de winter hangt er zowel in Meran als in Bozen een lentesfeertje. We kuieren door de gezellige steegjes, bewonderen de historische gebouwen en genieten zelfs van het eerste terrasje van het jaar. Ons doel is evenwel het Archeologisch Museum. Op de gelijkvloerse verdieping komen we alles te weten over de sensationele vondst van Ötzi. Je ziet zijn kleren en uitrusting. Een wassen reconstructie van de man is ronduit indrukwekkend, maar het origineel vormt het ontegensprekelijke hoogtepunt van ons bezoek: de ijsmummie die rust in een gesofisticeerde diepvries. Een hightech iglo, zeg maar.

deel Artikel

Word lid voor 39€

Op zoek naar kwalitatieve invulling van je vrije tijd?

Word lid van Pasar en ontdek een wereld vol boeiende activiteiten, inspirerende reizen en gezellige samenkomsten. Met Pasar geniet je van een gevarieerd aanbod aan uitstappen en evenementen, afgestemd op jouw interesses en wensen. Sluit je aan bij onze warme community en beleef onvergetelijke momenten samen met andere enthousiaste leden.

Ga voor de Pasar-pas!

lees meer