Fort Boyard: Oesters
Oesterkwekers zijn de wijnboeren van de zee. Hun oesters groeien op zorgvuldig gekozen zandbanken en rijpen op het land, niet in kelders, maar in bassins die claires heten. Het beste terroir wordt bewaakt door Fort Boyard en ligt in de zeestraat tussen het eiland Oléron en de stad La Rochelle. Kweker Yannick Dubuy neemt bezoekers mee naar de oesterbanken.
- Uitstappen en vakanties
Het eerste dat me opvalt wanneer ik inscheep op de platbodem van Yannick Dubuy, is de graffiti op de stuurhut. ‘C’est pas fini!’ Hebben de wijnboeren van de zee het zo zwaar dat ze zich op deze manier moed inpompen? Wijngaarden bieden altijd beschutting. Eilanden van behaaglijkheid zijn het, zelfs in een ruige bergstreek. Maar op een zandbank knijp je de ogen dicht tegen de zon of waait de wind dwars door je vel. Zout vreet aan je handen.
Yannicks familie vaart al vijf generaties naar haar oesterbanken. En heeft daar vooral een goed gevoel voor humor aan overgehouden. ‘We zijn de laatste grote generatie oesterkwekers’, zegt hij. ‘Een groepje vrienden van rond de veertig. We halen altijd grappen uit met elkaar.’ De slogan is dus een dreigement. Poets wederom poets. Zijn boot heet Le Pyrénéen. Een oesterkweker met een vrouw en twee zonen vernoemt zijn boot natuurlijk naar zijn favoriete chocolaatjes.
De zee wacht niet Wie oesters kweekt, moet de getijden lezen. In de haven van Bourcefranc-Le Chapus geeft het Fort Louvois de waterstand aan. Bij eb komt een dijk aan de oppervlakte en kan je de vierhonderd meter naar het fort wandelen. Lodewijk XIV liet vestingen op zee bouwen om de haven van Rochefort te beschermen. En de wilde oesters waarop hij zo verlekkerd was. Intussen wordt er niet meer geplukt, maar gekweekt.
Vandaag gaat Yannick oestertafels uitzetten. Daaraan zal hij later zakken vastmaken waarin de oesters groeien. De zware stalen tafels vullen de hele laadruimte. Met een groep Franse toeristen hokken we samen bij de stuurhut. Na een kort eindje varen meren we aan bij een boei. ‘Nog even geduld’, zegt Yannick. ‘Het water staat nog te hoog. Je vaart beter te vroeg uit dan te laat. De zee wacht niet.’
Ploegen en ploeteren
Berkentakken en rietpluimen markeren de oesterparken. Elke kweker pacht zijn stukje zee en bakent het af, zodat de collega’s niet tegen zijn oesters botsen.
De groene tafels tekenen zich vaag af onder de grijze zeespiegel. De komende uren zullen ze langzaam aan de oppervlakte komen. Voor Yannick het moment om nieuwe tafels uit te zetten.
Daar komt spierkracht en precisie bij kijken. Met een brede zwaai gooien de mannen de zware tafels in zee, de ene na de andere, netjes op een rij en op regelmatige afstand van elkaar.
Straks waden ze in het ondiepe water om de tafels verder te schikken. Een helse klus als je bij het uitgooien slecht mikt! De oesters van de buurman staan al op het droge.
Ik trek heuplaarzen aan en ploeter erheen door de glibberige modder. Twee jonge kerels tikken op de groene oesterzakken om te vermijden dat de oesters zich vasthechten aan de mazen van de zak.
Net zoals landbouwers moeten oestertelers ook de bodem bewerken. Als je de zandbank niet geregeld afschraapt, zink je al gauw kniediep weg in de modder. Het toestel dat de boot daarbij voorttrekt, lijkt op een ploeg.
Terroir op zee Het werk op zee is zwaar en repetitief. Driehonderd keer per jaar vaart Yannick uit op het ritme van de getijden. Hij heeft achttien kilometer tafels staan, verdeeld over zeven parken en samen goed voor 20.000 oesterzakken. De oesters doorlopen een levenscyclus van minstens anderhalf jaar op zee. ‘Eerst moeten we de larven vangen’, vertelt Yannick. ‘We plaatsen schaaltjes op plekken met een sterke stroming. De larven drijven voorbij en hechten zich vast.’
Tijdens hun leven verhuizen de oesters geregeld. Vergelijk met de wijnbouw en je begrijpt de logica, aldus Yannick. ‘Sommige plekken krioelen van het plankton, andere zijn voedselarm. Ook de soorten verschillen sterk. De zandbanken zijn het terroir van de oesters. Wat ze eten, bepaalt hun smaak en hun vorm. We kiezen het oesterpark in functie van de grootte van de oester. Hun laatste jaar brengen ze door in een park met veel plankton. Zo maken ze veel vlees aan en een harde schelp.’
Mosselen zijn de vijand
Er is nog een gelijkenis tussen oesters en wijn: je koopt ze het best van een producent die je kent. Yannick: ‘Gillardeau, een eindje verderop, is wereldberoemd. Zijn oesters zijn niet beter of slechter dan de mijne. Ze zijn anders.’
Toeristen neemt hij gratis mee op zee. ‘Zo leren ze ons kennen’, zegt hij, ‘en soms worden ze vaste klanten. Ik vraag geen geld omdat we gewoon ons werk doen. Niets meer, maar ook niets minder.’
De boot houdt halt bij een tweede oesterbank. Voor het opnieuw hoogtij wordt, moeten de oesterzakken geschud worden. Ze krijgen een flinke rammeling van de houten stok. ‘Mosselen zijn de vijand’, puft Yannick. ‘Ze vullen de mazen, doen de zakken vol modder lopen en verstikken de oesters.’ Terwijl de mannen erop los meppen, kijken de Franse toeristen toe.
Een spannend schouwspel is het niet. Maar de locatie maakt alles goed. Bijna eindeloze oesterbanken, overal platbodems die aanmeren, de hoge brug naar het eiland Oléron, het vlakke water van de zeestraat die bewaakt wordt door het Fort Boyard. Ook daar heeft Yannick oesters. De zakken hangen er aan rekken en zijn permanent ondergedompeld in planktonrijk water. Een nieuwe methode: ook de oesterteelt evolueert.
Hutjes langs het kanaal
Elke oester gaat algauw vijftig keer door de handen van de oesterkweker. Slechts de helft van het werk gebeurt op zee. Na vier uur op het water is het tijd om het terroir aan land te bezichtigen. Doe zoals de Franse toeristen: neem je picknick mee, ontkurk een fles wijn en verbroeder met Yannick en zijn manschappen bij een glas.
Zijn cabane is een van de vele kleurrijke oesterhutten met rode dakpannen langs het Chenal de la Cayenne. Het kanaal loopt dwars door het moeras van Marennes, dat gevormd wordt door de monding van de Seudre.
De woordenschat van oesterkwekers is dezelfde als in de wijnbouw.
In de kleibodem zijn langwerpige bassins uitgegraven: de claires waar oesters rijpen in een mengeling van zoet en zout water. ‘Na de groei op zee begint de affinage’, zegt Yannick.
‘Je merkt het, zelfs onze woordenschat is dezelfde als in de wijnbouw. In de claires verbetert de smaak van de oesters. Hun schelp krijgt een groene tint.'
'We hebben een heel gamma. Fines de claire, bijvoorbeeld, zijn fijne oesters die in het bassin gerijpt hebben, spéciales de claire hebben dikker vlees.’
C’est pas fini!
De oesters stoten modder en zand uit in een betonnen decantatiebassin en worden tot slot gesorteerd op grootte. Marlène en Myriam zijn aan het werk bij de lopende band. Ze tikken op de schelpen.
‘Zo hoor je of ze leven’, zegt Myriam. Lelijke uitstulpingen van de schelp hakken ze weg. ‘Je hebt elke dag zere handen. Maar ons werk is nu tenminste goed geregeld. Tot 1987 was het werk van de vrouwen niet erkend. De meesten hielpen voor niets mee bij hun familie.’
Yannick ging als kind elke week mee naar de oesterbanken. Ook zijn zonen varen graag mee. Maar of ze de zaak voortzetten?
‘Als iemand de zaak overneemt, zijn het negen op de tien keer de kinderen. Maar de jongeren willen niet meer in de oesterteelt. Het werk is te hard en te onzeker.’
Een virus doet de opbrengst dalen en oesterdieven stelen uit de bassins. Maar er is ook de voldoening. Zo’n mooi product geef je niet op. Ook niet bij tegenwind. C’est pas fini.
Moules-frites? Jamais!
‘Wij serveren nooit moules-frites’, verkondigt het krijtbord bij Les Relais des Salines. Eigenaar Robert James en chef-kok Arnaud Giron zijn mannen met principes. Ze hebben eeuwige trouw gezworen aan de keuken van het eiland Oléron. Frieten? Jamais!
De drie houten huisjes waar ze hun visspecialiteiten serveren, kijken uit op een haventje. In de bassins achter het restaurant wordt zout gewonnen door het Ecomusée des Salines.
Oesters staan altijd op de kaart. In de zomer planten ze zich voort en smaken ze wat melkachtig. Niet iedereen houdt daarvan. Of je moet ze zoals chef Arnaud warm bereiden met zachte prei.
Ook voor de vis focust hij op lokale producten. In het exotische gezelschap van wasabi of quinoa smaakt zo’n vis wel extra avontuurlijk.
Le Relais des Salines, Port des Salines, Grand village Plage, Île d’Oléron, tel. +33 546 75 82 42, www.lerelaisdessalines.com
Tekst Gert Corremans - Foto’s Siska Vandecasteele
Dit artikel is verschenen in december 2014.
- Zelf naar de oesterbanken?
Yannick Dubuy is de enige oesterteler met de officiële toelating om toeristen mee te nemen naar de oesterbanken. Vertrek is in de haven van Bourcefranc-Le Chapus. Neem een picknick en drank mee, want je brengt vier à vijf uur door op de boot. Na afloop breng je een bezoek aan de cabane of oesterhut. De tochten vinden plaats vanaf Pasen tot 15 september.
Yannick Dubuy, Le Banc d’Aline, Chenal de la Cayenne, Marennes, lebancdaline@orange.fr, tel. +33 687 20 78 23
- Cité de l’huître:
Langs het Chenal de la Cayenne kan je ook de Cité de l’Huître bezoeken. Het beleefcentrum rond de oester bestaat uit twee locaties. Vijf houten hutten vormen het museum, dat je alles leert over de oesters en hun biotoop, van de zee tot het moeras. De vijfde en laatste hut is de oesterbar. De tweede locatie zijn de oesterhut en -putten van Yannick en zijn vrouw Aline. Gidsen geven er rondleidingen.
Cité de l’Huître, Chenal de la Cayenne, Marennes, www.cite-huitre.com