De Transardennaise: in slow motion door de Ardense bossen
De Transardennaise leidt de wandelaar knal door de dikste bossen van België. Dit donkere woud is misschien wel het enige in ons land waar je uren kan ronddwalen zonder iemand tegen te komen. Een zevendaagse doorsteek van de Ardennen is avontuurlijk en ruig, maar wel op mensenmaat. Allons-y!
- Wandelen
We slaken een zucht van opluchting wanneer we een man op handen en voeten door het bos zien kruipen. Nee, hij is niet op zoek naar een verloren lens, wel naar bosbessen. De aanblik van de foerageur stelt ons gerust. Het is dag drie op de Transardense route en we hebben geen levende ziel meer gezien sinds we deze ochtend Saint-Hubert buiten stapten. We vreesden al dat we in een nucleaire winter terechtgekomen waren waarvan enkel wij nog geen weet hadden. Maar blijkbaar is het in dit stuk Ardennen doodnormaal om uren alleen op pad te zijn, met enkel de natuur als compagnon. Waarschijnlijk is dit wat de Duitsers bedoelen met Waldeinsamkeit. Woudeenzaamheid, het gevoel alleen te zijn in de bossen. Hier kan dat. Terwijl je niet meer dan een halfuur nodig hebt om door de meest uitgestrekte Vlaamse bossen te komen, die schamele lapjes groen, zwerf je in de Ardennen gemakkelijk een halve dag zonder op een teken van leven te stoten. Vanuit Saint-Hubert kan je te voet zelfs helemaal naar Duitsland of Frankrijk zonder ooit het bos te verlaten. Wij vinden dat een geruststellende gedachte.
Glimmen van de voorpret
Twee dagen eerder krijgen we in La Roche-en-Ardenne een kaart van de Transardennaise. Die route leidt ons in zeven dagen door de dikste bossen van ons land, van La Roche naar Bouillon, maar geeft ons wel de kans om onze vege lijven, langzaam aan frut gewandeld, elke avond te rusten te leggen in een hotel of een B&B. Terwijl onze ogen over de kaart glijden, glimmen we van de voorpret. We zijn verzot op wandelkaarten, gek van hun onvervulde potentieel. Wat verhullen al die namen - Le Gros Bois, Derrière Le Gros Bois, Haie Madame - die voorlopig nog geen gezicht hebben? Welke klauterpartijen schuilen in de hoogtelijnen? Toen ik nog een jong kereltje was, gingen onze familievakanties afwisselend naar de zee en naar de Ardennen. We hebben niets tegen gocartraces op de dijk of Brusselse wafels met slagroom en Noordzeezand, maar de Ardennen deden ons kinderhart immer het snelst slaan. Wat blijft daarvan over?
Genoeg gekwijld, tijd voor actie. We laten de laatste terrassen van La Roche maar net achter ons of we lopen al steil tegen een berg op. Die verschaft uitzicht op het lint aan stacaravans dat zich uitstrekt langs de Ri de Bronze, een zijriviertje van de Ourthe. Zodra we de bergkam bereiken, verdwijnen die geel-witte stipjes uit het zicht. Weg beschaving, welkom natuur. De tocht leidt door sprookjesbossen, waar het mos zo felgroen is dat het lijkt alsof het met een fluostift op de bomen is getekend. We sjokken langs velden en wegen en door lieflijke, uit natuursteen opgetrokken dorpjes, waar de laatste postbus om tien uur ‘s ochtends gelicht wordt en waar de belbus enkel op verzoek passeert. Hier heeft een slak nog de kans om veilig de overkant van de straat te bereiken. Een spookdorp, vermoeden we heel even, zo rustig is het er, totdat we in de verte een bosmaaier horen ronken en een tractor met een hooikar ons tergend traag inhaalt.
Een week eerder holden we nog met acute stresssymptomen naar de dokter, maar een halve dag op de gezapigste paadjes van de Ardennen heeft die nare gevoelens doen smelten als een ijslolly in de Saharazon. In deze kleine dorpen en nog kleinere gehuchten - Cens, Masbourg, Our, Beth - zien we onszelf met gemak honderd jaar worden. Dit is vertragen in ‘t kwadraat, leven op het ritme van je eigen stappen. Dat beseffen we enkele dagen later des te meer, wanneer de maître d’ ons aan het einde van de vierde etappe met zijn auto komt oppikken. Voor één avond slapen we niet op het parcours. Razendsnel vliegt het landschap aan ons voorbij. We zijn even gedesoriënteerd, als de lens van een fototoestel die zich opnieuw moet scherpstellen, en beseffen wat een privilege het is om aan vier kilometer per uur door het landschap te bewegen.
Natuur in de hoogste stand
De grote kracht van de Transardennaise is z’n enorme variatie aan landschappen. Nu eens wandelen we door zeeën van varens, waartussen een vos fluks weg dartelt, dan weer volgen we een holle weg, een klaterende beek doorheen een uitgesleten kloof of een knuppelpad langs een vijver. Weides vol witblauwkoeien maken eerst plaats voor duistere naaldbossen, waar het licht amper de grond raakt, daarna voor majestatische beukenbossen en eiken als kathedraalzuilen. We plukken bosbessen en wilde frambozen, ademen gelukzalig in. Wilde bloemen kleuren het landschap - akkerdistels, korenbloemen, klaprozen en honderden, duizenden stengels vingerhoedskruid. De natuur staat in de hoogste stand. Op een heuvelrug stuiten we op een monument voor koning Albert I, die luidens het opschrift op deze plek uitrustte tijdens een solotocht door de bossen. We beelden ons de majesteit in als een vorstelijke Chris McCandless, zwervend, met een slordige stoppelbaard van drie weken en een scheur in de broek, en bedenken ons: dat is wellicht ook wat wij zouden doen met een dotatie.
Toen we schreven dat we geen andere wandelaars zagen, overdreven we. Want wanneer we in Wyompont, een dorpje zo klein dat het genoemd is naar z’n brug, ter verfrissing in de Westelijke Ourthe springen, staan er opeens wel trekkers op de brug, fototoestellen in de aanslag. Maar verder komen we amper stappers tegen. Niet dat we onszelf zo speciaal achten, maar in het Ardennenwoud zijn er simpelweg voldoende paden voor iedereen. Files zijn hier voor niets nodig. Het Grote Woud van Saint-Hubert beslaat 100.000 hectare, waarvan de helft bebost, en er lopen 1.500 kilometers paden door.
Dat gebrek aan volk betekent overigens niet dat we geen onverwachte ontmoetingen beleven. Een koppel buizerds gebruikt de thermiek om door het luchtruim te zweven. Boven een prairie van wildbloemen stijgt een krijsende veldleeuwerik op als een helikopter. Je bent eraan voor de moeite als je in deze desolate regio stilte verwacht. Daarvoor tjilpen de vinken en boomklevers er te luidruchtig op los. Een fluitconcert voor wandelaars. Stap voor stap geraken de tussenins van de kaart opgevuld. Al wandelend wordt onze wereld alsmaar kleiner, en tegelijkertijd groter. Eerst zien we enkel de namen op de kaart, daarna de landschappen. En nu hebben we zelfs aandacht voor de padden, niet groter dan kevers, die in het Fôret de Saint Michel massaal de zolen van onze stapschoenen proberen te ontwijken.
Forel met blote handen
Oké, qua schaal verschilt het een tikkeltje, maar wij beschouwen de Ardennen als de Yukon van België. De meest ruige streek, vol met snelstromende, ijskoude bergrivieren. Het soort woud dat dichters aantrekt, zoals de Italiaan Francesco Petrarca die zich in de middeleeuwen verbaasde over ‘een bos zo donker dat het de ziel met verstarring slaat.’ Of Paul Verlaine, die z’n vakanties doorbracht bij tante Henriette in Paliseul en zich voor de rest van zijn leven liet inspireren door de bossen, de nevels en de beekjes van ‘het land van mijn vader’.
Dit is het gedeelte van het land waar de bevolkingsdichtheid het laagst is, maar de natuurdichtheid het grootst. En waar de mensen nog dicht bij de natuur staan. Van een Ardennees weet je gewoon dat hij geregeld een forel met zijn blote handen uit een rivier trekt, of een wild zwijn richting barbecue worstelt. Fier, fort, fidèle, zoals het motto van de provincie Luxemburg. En vriendelijk zijn ze ook: hier passeer je geen mens, hoe schaars ook, zonder goedendag. In tegenstelling tot de Yukon zijn de Ardennen wel behapbaar voor wandelaars die zich geen Bear Grylls wanen. Gelukkig voor ons. Wanneer we op het einde van dag vier een afslag missen, is er nog altijd de tuinbouwer met zijn kettingzaag of de visser die tot z’n knieën in de Lomme staat om ons de weg te wijzen.
Dankjewel, droogkast
Op de Transardennaise kan je desgewenst na elke etappe overnachten in charmante Ardense hotels die zich aanprijzen als wandelaarsvriendelijk. Maar je weet pas hoe lekker een pudding is wanneer je ‘m eet. Of in dit geval: wanneer je met modderige wandelschoenen de lobby binnenstapt. Le Moulin de Daverdisse slaagt met brio in de lakmoesproef wanneer we als twee verzopen waterkiekens arriveren. Schoenen aan de deur, natte kleren in de droogkast en aanschuiven maar voor een warme maaltijd. Het zijn de kleine geneugtes van een wandelvakantie. Zoals het moment dat je na een dag geploeter door het groen de dorpskerk van Lavacherie ziet opduiken.
De ultieme beloning ligt aan het einde van een bospad op dag zeven: een houten uitkijktoren die net boven de naaldbomen uitkomt en onze blik vestigt op de kronkel in de Semois waarin Bouillon ligt. Volgens Google Maps kan je in 49 minuten van La Roche naar Bouillon rijden. Wij deden er op de Transardennaise zeven dagen over. En we weten wel wat kiezen. Gezwind hollen we de helling af en via de gotische stenen brug de stad in. Godfried van Bouillon, de bekendste parochiaan, keerde na zijn kruistocht naar Jeruzalem nooit meer terug naar de heimat. Had hij dat wel gedaan, zo vermoeden we, dan voelde hij zich ongetwijfeld zoals wij nu. Als kruisvaarders die terugkeren van een epische tocht: trots, voldaan, maar vooral zo moe dat we minstens twee dagen onze zetel niet gaan uitkomen.
Wat is de Transardennaise?
Sinds de jaren 80 slingert de Transardennaise, of Transardense route, van La Roche-en-Ardenne naar Bouillon.
Verschillende bronnen spreken van een afstand van 153 tot 164 kilometer. Het gros van de wandelaars doet er 7 dagen over, in etappes die variëren van 18 tot 27 kilometer.
Hoewel de Transardennaise op sommige plaatsen gelijkloopt met de GR14 van Malmedy naar Parijs, is dit geen trektocht van GR, wel van La Maison de la Randonnée. Er bestaat ook een niet-bewegwijzerde variant van de route voor mountainbikers – een roadbook is verkrijgbaar bij La Maison de la Randonnée.
Agentschap Europ’Aventure stelt pakketten op maat samen voor de hele Transardennaise of een deel ervan. Zo kunnen ze verblijfplaatsen, maaltijden en bagagetransfers regelen. Een tweedaagse, met 2 overnachtingen op basis van halfpension, kost 291 euro, voor de hele trip betaal je 896 euro.
De route is in elk seizoen begaanbaar, al dien je in de herfst rekening te houden met kortere wandeldagen en mogelijke omwegen vanwege de jacht. Plantrekkers kunnen (een groot deel van) de Transardennaise zonder ondersteuning stappen, maar dienen zich wel grondig voor te bereiden. Soms vertoef je de hele dag in het bos. De dorpjes onderweg hebben vaker niet dan wel een bakkerij of slagerij, laat staan een dorpswinkel. Voldoende mondvoorraad voorzien is de boodschap.
Wij proefden van het pakket van Europ’aventure met logies in kleinschalige hotels. Kamperen kan meestal ook, mits een gezonde dosis creativiteit en plantrekkerij. Dit waren onze slaapplaatsen, met waar mogelijk een alternatief voor de kampeerder.
La Roche-en-Ardenne. Hostellerie la Claire Fontaine (Rue de Vecpré 64): knus hotelletje waar de tafellakens gesteven zijn en de obers met zachte stem spreken.
Kampeeralternatief: veel opties, onder meer Camping Benelux (Rue de Harzé 24).
Lavacherie. Auberge de Lavacherie (Place de l’Eglise 3). Dat we in het jachtareaal terechtgekomen zijn, bewijzen de geweien achter het hotelgebouw.
Kampeeralternatief: Domaine de Wachirock (Wachirock 1) of Camping Tonny (Rue des Renettes 1).
Saint-Hubert. Le Cor de Chasse (Avenue Nestor Martin 3). Uiteraard logeren we in de Europese hoofdstad van de jacht in Le Cor de Chasse (de jachthoorn), een pension met een vriendelijke patron vlak bij de basiliek.
Kampeeralternatief: Europacamp (Europacamp 3).
Nassogne. Le Beau Séjour (Rue de Masbourg 30). Nassogne staat bekend als ‘haven van rust’ en dat geldt ook voor dit elegante hotel.
Kampeeralternatief: Bivakzone Nassogne (Rue Château du Bois).
Mirwart. Shuttle naar Gaussignac (Rue de l’Eglise 37, Hatrival). Sympathieke B&B uitgebaat door een vriendelijk koppel.
Kampeeralternatief: Provinciaal domein van Mirwart (Rue du Moulin), enkel voor groepen. Voor individuen is er geen optie.
Daverdisse. Le Moulin de Daverdisse (Rue de la Lesse 61). Opgetrokken uit natuursteen en idyllisch gelegen naast de Lesse.
Paliseul. La Hutte Lurette (Rue de la Station 64). Charmant familiehotel met zeven kamers, dat vooral bekendstaat om zijn gastronomische tafel.
Kasteel van La Roche-en-Ardenne
Rue du Vieux Château 4, La Roche-en-Ardenne - www.chateaudelaroche.be
Middeleeuwse ruïne op een rots (roche) die boven de stad uittorent. In de zomer zijn er vogelshows. Inkom: € 6,5/7,5 (zomer/rest van jaar).
Fourneau Saint-Michel
Rue du Fourneau Saint-Michel 4, Mormont (Saint-Hubert) - www.fourneausaintmichel.be
IJzer- en openluchtmuseum over het plattelandsleven in Ardennen, Lotharingen, Haspengouw, Fagne-Famenne en Condroz. Het Bokrijk van Wallonië. Inkom: € 7/5/10 (ijzermuseum/openluchtmuseum/combi).
Euro Space Center
Devant les Hêtres 1, Transinne (Libin) - www.eurospacecenter.be
Hier leer je bij over de ruimtevaart en wandel je zelfs virtueel op de maan. Inkom: € 20.
Mudia
Place de l’Escro 61, Redu (Libin) – mudia.be
In het boekendorp Redu ligt het beste bewijs dat een kwaliteitsvol kunstmuseum niet enkel in de grootstad hoort. Inkom: € 12.
Kasteel van Bouillon
Esplanade Godfroid 1, Bouillon
Waan je Godfried van Bouillon tijdens een tour door dit middeleeuwse kasteel. In de zomer zijn er ook roofvogelshows en avondlijke fakkeltochten. Inkom: € 11, inclusief toegang tot twee andere musea.