Muziek tussen de sterren
Voor alles is er een eerste keer, en vroeg of laat loont al dat wachten. Decennia duurde het vooraleer ik na de Alpen, de Tatra, de Pyreneeën, het Reuzengebergte en tutti quanti in de Dolomieten strandde. Daar, in de Val di Fiemme, zoekt de regio naar een duurzaam evenwicht tussen mens en natuur.
- Wandelen
Als het van Caterina Gagliano afhing was ze niet in het zuiderse Puglia geboren, maar hier in het noordelijke Trentino. Liefst van al in de buurt van ‘haar’ Natuurpark Paneveggio – Pale di San Martino. ‘Het heeft lang geduurd eer ik mijn plek vond, maar hier in het woud ben ik gelukkig’, vertelt ze. Caterina is ranger in het regionaal park en neemt ons mee over het makkelijke Marcio-pad, dwars door het sparrenbos. Ze geraakt op dreef: ‘Met 20.000 hectaren is het park niet zo groot, maar met een hoogteverschil vanaf 1.000 naar 3.000 meter hebben we een grote verscheidenheid aan fauna en flora. We hebben de groene bossen beneden, hogerop het donkere, vulkanische porfiergesteente en nog hoger de scherpe pieken van de haast witte Dolomieten.’
Zelf vindt ze dat ze op een mooi moment aan de slag kon in het natuurpark. ‘Tijdens de wereldoorlogen werd het bos ronduit geplunderd’, weet Caterina. ‘Mensen gebruikten het hout voor meubelen of hakten het klein voor de kachel. Daarna kreeg heel Italië te maken met de plattelandsvlucht. Tot de jaren negentig, toen groeide de interesse voor natuurbehoud en -recreatie. Vandaag gaan we op zoek naar een evenwicht tussen ecologie en economie. Zo kon het bos herstellen, maar we zijn er nog niet. In 2018 hadden we een megastorm en net als elders in Europa vreet de boktor hele hectaren bos aan. Dus werken we nu aan een gemengd woud, want monocultuur maakt het bos kwetsbaar. Wordt een soort bedreigd door ziekte, dan biedt een andere allicht beter weerstand en is je hele woud niet verloren.’
Parkdirecteur Vittorio Ducoli springt haar bij: ‘We doen ook wetenschappelijk onderzoek en willen achterhalen wat de klimaatverandering betekent voor de Paneveggio. We bestuderen vooral het leven van insecten en kleine amfibieën. Beter dan grootwild zijn zij een goede indicator van die veranderingen. Belangrijkste vaststelling: de dieren gaan hogerop leven omdat het beneden te warm wordt.’
Het Violenbos van Stradivarius
Het gaat miezeren als we op de hangbrug over de watervallen van de Travignolokloof deinen. In het snelstromende water onder ons liggen verzaagde en van hun bast ontdane stammen kriskras door elkaar. Vittorio leert ons dat dit deel uitmaakt van de lokale houtproductie: ‘Met de opbrengst van het hout betalen we een deel van onze activiteit. Het hout van de pijnbomen in de Paneveggio is gewild omdat het sterk is. We zijn hooggelegen en de winters zijn hier behoorlijk streng. Daardoor groeien de sparren trager en zitten de jaarringen dicht op elkaar. Om het hout nog sterker te maken leggen we een deel van de gerooide bomen een tijd in het koude water.’
Al pratend komen we uit bij het bezoekerscentrum, een oude zaagmolen in San Martino di Castrozza. ‘Zo zie je maar hoe belangrijk het bos al eeuwen is voor de streek. Trouwens, Stradivarius kwam hier het hout uitzoeken voor zijn wereldberoemde violen’, vertelt Vittorio. Een uitsmijter die kan tellen en het startsein voor Geronimo Scalliano, ook een parkranger, om ons een boogscheut verderop mee te tronen naar een langgerekte schuur. Binnen staan rekken, volgetast met driehoekige blokken hout. Het hadden net zo goed hompen uit een kaasbol kunnen zijn. ‘Wat jullie in de Travignolo zagen liggen, komt hierheen’, doceert hij. ‘We klieven de beste stukken van de stam met de hand. Alleen het hout met de rechtste nerven en zonder knoesten blijft over. Dat mag een half jaar lang in de rekken liggen drogen, koel en uit het zonlicht tegen verkleuring. Blijven de blokken mooi in vorm, dan gaan ze nog eens voor meerdere jaren op het schap.’
Ik leer dat al dat hout tot 250 jaar oud is en dat de bomen in de wintermaanden geveld worden, traditioneel bij afnemende maan. Uit één blok haalt een instrumentenbouwer een hele klankkast. Van grotere spieën hout maken ze gitaren, cello’s, zelfs bassen. Geronimo weet ook dat sommige makers zelf de boom uitkiezen waarvan ze hun instrument maken. Soms doen ze dat samen met de muzikant die er uiteindelijk op zal spelen. ‘Ze kloppen op de stam en luisteren naar het resoneren van het hout en het timbre’, zegt hij. Wat zo’n blok moet kosten? ‘Iets van een 45 euro. En daar maken ze soms een instrument van 3.000 euro van. Een groot verschil, ja, maar het gaat hier wel om een kunstambacht met grote toegevoegde waarde. Ons is het ook niet om het geld te doen. Dat er wereldwijd met het resonerende hout uit het Violenbos gewerkt wordt, is ook een mooie promotie voor de regio’, knipoogt Geronimo.
Gezicht op onweer
En dan begint het te stortregenen, waardoor we de picknick in het bos op onze buik kunnen schrijven en koortsachtig op onze smartphones tokkelen, nieuwsgierig naar het weer voor de beloofde bergtocht in de Dolomieten.
Twee dagen later heb ik weinig vertrouwen in de laaghangende wolken als ik in Vigo di Fassa eerst over een stuk of wat roltrappen en daarna met een snelle kabelbaan tweeduizend meter hoog naar Ciampedié word getild. Met tegenzin en mijn handen diep in mijn broekzakken loop ik in ganzenpas over het natgeregende bospad achter gids Ricardo aan. Een half uur later, mijn gezicht staat vast op onweer, gebeurt het wonder. Zon en wind drijven de wolken uit elkaar. Tussen de dennen verschijnt de Zigoladeketen. Mysterieus nog door het voortdurende af en aan van de wolkensluiers, tegelijk al onverzettelijk zelfbewust met zijn vele loodrechte, ruwe wanden in een bijna dreigend lichtgrijs. De Dolomieten op hun best.
Als we boven de boomgrens uitkomen vertelt Ricardo dat het hele gebied millennia geleden tot hier onder het ijs zat en dat je deze bergen niet mag onderschatten: ‘Vooral in de lente kunnen regenbuien ongeziene bergstromen op gang brengen. Dan ben je niet gered met een regenjasje. Hier komt het gevaar vanuit de Passo delle Cigolade, 2.550 meter hoog werkt die als een flessenhals tussen de Mugoni en de Zigolade in. Let dus altijd op de weerberichten voor je vertrekt en laat thuisblijvers of je logies weten waar je naartoe trekt en wanneer je hoopt terug te zijn.’
De Alta Via dei Fassani brengt ons na een strook grasland over een stenenpad tussen rotsblokken tot bij de nu zonovergoten Rifugio Roda di Vaèl. Ricardo daarover: ‘De berghut ligt erg populair op een kruispunt van wandel- en trekkingwegen. En je kan van hieruit aardig wat via ferrata’s doen, dat is voor ons gidsen zowat de belangrijkste zomeractiviteit. Je maakt dan, gezekerd met een valharnas langs kabels en in de rots verankerde ladders, een pittige tocht die voor buitenstaanders op alpinisme lijkt, maar dat net niet is. Avontuur verzekerd.’
Roberta uit de bergen
In de hut zet uitbaatster Roberta Silva zich wat hoger in een vensterbank en doet haar verhaal. Sinds 2005 al runt ze de tent, elk jaar van eind mei tot half oktober want in de winter is de plek moeilijk bereikbaar. En de kinderen moeten naar school. ‘Ik ben hier samen met mijn man begonnen’, zegt ze. ‘Het was onze droom om dat samen te doen, maar twaalf jaar geleden overleed Bruno onverwacht. De kinderen waren nog klein, hoe moest ik verder? Ik besloot toch om door te zetten want ik hou van de bergen. In de winter ben ik in het dal bij mijn tieners. In de zomer zijn ze drie maanden hier op Roda di Vaèl. In het begin was het heel hard, want je bent op jezelf aangewezen. Gaandeweg krijg je routine en leer je je plan trekken. Waren de klussen eerst mannetje-vrouwtjegewijs verdeeld, ondertussen doe ik het allemaal zelf met een paar trouwe helpers. Zijn er problemen met sanitair of elektriciteit, dan haal ik zelf de materiaalbak boven.’ Zijn het dan geen lange dagen? ‘Zeker wel, maar ik ben hier thuis en de natuur is altijd anders. Ik neem elke dag een foto van de omgeving en ontdek altijd iets nieuws. Als ik dan rond vijf uur in de ochtend de zon zie opkomen, geeft me dat energie voor een hele dag. Dan kan ik er tot middernacht tegenaan.’
Met 59 bedden, een druk zomerterras en een restaurant hebben Roberta en haar team de handen vol. Daar komen nog de vele vragen van bezoekers bovenop. ‘Ja, we moeten meer advies geven’, knikt ze. ‘Vroeger kregen we meer mensen met ervaring over de vloer. Sommigen komen nu op foute schoenen tot hier of schatten de tijd verkeerd in of willen ervaringen opdoen waar ze niet aan toe zijn. We geven we goede raad en zoeken we naar haalbare alternatieven. En de smartphone heeft lang niet alle gps-wijsheid in pacht. Daarom, neem altijd een kaart mee als je de bergen ingaat en leer wat de symbolen en hoogtelijnen betekenen. Ik wil niet belerend zijn, maar het hoort toch ook bij onze sociale verantwoordelijkheid je daarop te wijzen. Er gebeuren al te veel ongelukken in de bergen. Normaal reserveer je vooraf een overnachting in de rifugio. Maar wees gerust, komt de nood aan de man, dan laten we je niet in de steek. Desnoods leggen we je bij ontij te slapen op de banken in het restaurant.’
Tussen Mars en ISS
Terwijl we ons bed opmaken voor de nacht, installeren buiten twee amateurastronomen – Andrea en Alberto - hun telescopen om ons op een avondje sterrenkijken te trakteren. Maar de hemel trekt dicht en er valt juist niks te zien. Dan maar slapen. En wakker liggen van andermans gesnurk. Tot Roberta om kwart na vijf zachtjes op de deur klopt. ‘De hemel is helemaal uitgeklaard. Heb je zin om te komen kijken?’, fluistert ze. Natuurlijk wil ik dat en met mijn kleren onder de arm glip ik op kousenvoeten naar buiten. Zonder lichtvervuiling zo hoog in de Dolomieten flonkert de sterrenhemel zoals ik hem nog nooit gezien heb. Alberto heeft de rode planeet Mars in beeld, Andrea mikt op de Plejaden. Ook mijn tochtgenoten uit de mannenkamer staan nu met slaapoogjes en ietwat rillerig buiten. Andrea floept een laserpen aan en wijst ons de Grote en Kleine Beer aan. ‘En daar is de Poolster, ginds Cassiopeia’, zegt hij. Wat ik anders nooit helemaal zeker denk te zien, staat me voor het eerst helder voor ogen aan het firmament. Het is een schitterende ervaring. ‘Wacht, ik maak het je nog makkelijker’, trekt Andrea me bij de mouw. Hij richt de camera van zijn tablet naar de hemel en als bij wonder noemt het scherm me alle sterrenbeelden en -groepen bij naam.
‘Mooi, niet?’, vraagt hij, en terwijl hij het zegt drukt hij op een knop onder zijn telescoop. Zoemend draait de lens op het statief een halve slag naar de Orionnevel. ‘Kijk maar’, port hij me aan. ‘De telescoop is met een computer verbonden. Die herkent pakweg 30.000 objecten in het heelal. Als ik naar een ster vraag, brengt de telescoop ze in het vizier.’
Tussen de sterren door zien we lichtpuntjes traag voorbijglijden. Vallende sterren? ‘Nee, satellieten’, weet Andrea. ‘De kans is groot dat het de Starlinks van Elon Musk zijn. En die grote daar zou best eens het ruimtestation ISS kunnen zijn.’ In een paar minuten tijd zien we ze langs alle kanten voorbijschuiven, de satellieten. Wel twaalf stuks. ‘En zo geraakt stilaan het beeld van de ruimte bezoedeld’, leert Andrea. ‘Wetenschappers kunnen er allang niet meer mee lachen. Het zit hun onderzoekswerk in de weg.’
Tegen zevenen staan we opnieuw buiten. Dit keer met een kop koffie, kijkend naar de zonsopgang. Echt spectaculair is die niet vandaag, wel mooi. De telescopen zien geen sterren en planeten meer, al brengt die van Alberto de pieken nu wel heel dichtbij. ‘Je kan een smartphone op de lens zetten en een foto nemen’, nodigt hij ons uit. Roberta maakt als eerste haar foto van de dag, een unicum. Ze kan er weer tegen tot middernacht. En wij, wij dalen langs een stuk van de Trekking delle Legende af naar de Passo di Costalunga. Met stralend weer, figuurlijk op wolkjes.
Info: www.visittrentino.info
Geïnspireerd geraakt om Trentino te gaan ontdekken, met z’n hemels (lekker) toerisme? Fijne adresjes en praktische info vind je in de online Reiswijzer op www.pasar.be.
Koninklijke berghut
Roberta Silva is niet alleen de energieke gastvrouw van een berghut, ze is tegelijk voorzitter van de huttenvereniging van Trentino. Daar hoort ook een bijzonder logies bij uit dezelfde Catinaccio-keten. De Rifugio Re Alberto, genoemd naar onze koning Albert I. Dat komt zo: als alpinist ging Albert wel vaker met vakantie richting Dolomieten. In Val di Fassa leerde hij de lokale berggids Battista – Tita – Piaz kennen, bijgenaamd de Duivel van de Dolomieten. Samen klimmend tegen de verraderlijke wanden van de Dolomieten raakten beide mannen bevriend. Net als in de ruimte is er geen protocol in de bergen, tenminste: als je als koning je leven in de handen van een ervaren rot legt. Tita werd uiteindelijk uitbater van een kleine hut aan de voet van de Torri del Vajolet. Van het sobere stulpje maakte hij een degelijke berghut, die hij tot Rifugio Re Alberto omdooprite ter herinneng aan zijn royale vriend die een fatale val van de rotsen in Marche-les-Dames niet
Berghutten in Trentino: www.trentinorifugi.com
De betere tafel
Een streek die van de natuur haar bondgenoot wil maken, doet er goed aan dat ook aan tafel te tonen. Dit zijn alvast twee adressen waar de koks hun beste beentje voorzetten.
In El Molin, het restaurant van het charmante Hotel Excelsior in Cavalese, verrast sterrenchef Alessandro Gilmozzi met soms gedurfd experimentele gerechten, stuk voor stuk bereid met lokale ingrediënten. Hij houdt van kruiden en smaken die hij persoonlijk in het bos gaat oogsten. Of wat dacht je van een slaatje met achttien kruiden en vijf bloemen als voorgerecht? Een risotto, verborgen onder een laagje gefermenteerde dennennaalden? En Alessandro’s Borderline, zijn signatuurdessert van druivensorbet, gekarameliseerde lychees, krokantjes van rode mais en zoete aardpeer? Vergezeld van de juiste streekwijnen even verfijnd als prijzig.
Ristorante Tipico Miola in Predazzo is dan weer een stuk gemoedelijker. Pompoensoufflé met groenten als herfstentree, een henneprolletje met seizoensgroenten op tomatensaus naast forel op drie verschillende manieren en een pistachemousse met crumble en crème van mascarpone en witte chocolade als afsluiter. Chef Elisabetta en haar staf bereiden het allemaal met de slow-foodfilosofie onder de koksmuts.