Zeehonden zoeken op Vlieland
Ver in de Waddenzee ligt Vlieland, het kleinste van de eilanden. Mythische zeehelden als Michiel de Ruyter en Cornelis Tromp kwamen hier in de 17de eeuw al langs. Nu is het onze beurt om dit veelzijdige eiland te ontdekken; te voet, in de winter en heerlijk rustig.
- Wandelen
Naar een eiland reis je het best met de boot. Alleen zo kan je echt ervaren wat het is om daar te leven, op een kluitje, omringd door water. Het kleine Waddeneiland Vlieland is hierbij geen uitzondering. In Harlingen ga ik aan boord van de veerboot. De ochtendzon begint door de wolken heen te schijnen en luid krijsend duiken meeuwen en visdieven in het witte schuim achter de boot. Plukjes mist hangen nog boven het water. In de verte tekent Vlieland zich traag af aan de horizon, eerst als een wazige lijn, dan steeds duidelijker. Anderhalf uur later varen we met een boog rond de Richel, een grote zandplaat ten zuidoosten van het eiland, en meren we aan in Oost-Vlieland.
Heerlijk: geen auto’s!
Meteen voel je dat het hier anders is. Hier ben je op een eiland. Hier gelden er andere regels dan aan de wal, zoals de eilanders het vasteland noemen. Op Vlieland mag je niet met de auto, zelfs eilanders moeten een vergunning aanvragen als ze een gemotoriseerd voertuig willen gebruiken. Hoe heerlijk is dat? Te voet ga ik van de boot. Geen druk verkeer, geen stinkende auto’s. ‘En nu in de winter zijn er zelfs bijna geen toeristen’, zegt de vrouw van het VVV-kantoor tegenover de haven. In de zomermaanden kunnen er makkelijk enkele duizenden toeristen per dag aanmeren. ‘Je hebt het eiland voor jou alleen’, lacht ze. Dat is misschien een beetje overdreven, maar er zijn hier inderdaad nauwelijks mensen te bespeuren.
In de Dorpsstraat – de kleine hoofdstraat die parallel met de kust doorheen het dorp loopt – pik ik mijn fiets op. Vlieland is klein, maar een fiets lijkt me toch handig om me te verplaatsen. Ik heb afgesproken met Lars Kuijpers van de Noordwester, een klein natuurkundig museum dat allerlei excursies op het eiland organiseert. Voorbij de kerk nemen we de bus over de Postweg tot aan het Posthuis pal in het midden van het eiland. ‘Het huis was een belangrijke halte voor post naar Amsterdam’, legt Lars uit. Tijdens de 17de en 18de eeuwse Engels-Nederlandse oorlogen blokkeerde de Engelse marine geregeld de zeevaartroutes naar het vasteland. ‘Het was dus zaak om te wachten tot de Engelsen door hun voorraden heen waren en het voor bekeken hielden om de post via Texel naar Amsterdam te brengen’, gaat Lars verder. Tot die tijd bleef de post geduldig wachten in het Posthuys. Bij het Pad van Zes gaan we de duinen in.
Eiland zonder bomen
Op dit punt is Vlieland op zijn smalst, slechts een paar honderd meter. ‘Hier zijn honderd jaar geleden de Kroon’s Polders aangelegd’, vertelt Lars terwijl we zigzaggen tussen de heide. ‘De polder zorgt ervoor dat het eiland niet in tweeën kan breken bij springtij.’
Tussen de stammen van de prachtige zeedennen heen zien we de uitgestrekte duinen, vol duingras. Een kiekendief speurt geconcentreerd de bodem af om dan zijn vleugels in de wind te leggen en het wat verderop nog eens te proberen. ‘Zo zag Vlieland eruit voor de aanplanting van de bomen aan het begin van de 20ste eeuw’, zegt Lars. ‘Dus op het eiland stonden helemaal geen bomen?’, vraag ik verbaasd. ‘Nee, dat klopt. Al het bos op Vlieland is aangeplant.’ En niet zonder moeite: de zandgrond is hier zo onvruchtbaar dat jonge bomen geen kans krijgen om te groeien. Ik peuter even in de grond, en inderdaad, de humuslaag is maar een paar centimeter dik, met daaronder alweer zand. ‘Om de jonge bomen een goede start te geven werden ze geplant samen met een pakketje turf, gestoken uit de veengronden van het vasteland’, legt Lars uit. ‘Die werden gedroogd aangevoerd en hier dan in vijvers gegooid.’ Eens ze opnieuw volgezogen waren met water gingen ze samen met de zaailingen de grond in. Zo veranderden de pakketjes superfood de geografie van het eiland en kom je geregeld kleine vijvers tegen waar ze de turf klaarmaakten.
Aan verschillende stammen hangen mezenkastjes, op slechts een meter boven de grond. ‘Dat is toch veel te laag’, zeg ik beslist tegen Lars. Hij moet er eens goed om lachen. ‘Dat is weer een ander verhaal’, legt hij uit. Op Vlieland zitten geen grondroofdieren, dus is er ook geen gevaar voor de mezen. ‘In plaats van met een ladder rond te zeulen, maakt de boswachter zich het hier lekker gemakkelijk.’
Over zeevaarders en walvisbotten
Het kleine paadje gaat afwisselend door open land met hier en daar een door de wind scheefgegroeide boom, dan weer door dichte stukken naaldbos. Een houtsnip vliegt protesterend op uit de heide. Ongelooflijk hoe gevarieerd het landschap is voor zo’n klein eilandje.
We gaan even de Postweg op en wandelen langs de Dodemansbol. ‘Hier begroeven de eilanders de aangespoelde drenkelingen’, vertelt Lars. ‘Het was meestal niet duidelijk waaraan die mensen gestorven waren, dus namen ze het zekere voor het onzekere en kregen ze hun laatste rustplaats ver buiten het dorp.’ Je kan het je vandaag amper voorstellen, maar het aanspoelen van drenkelingen op Vlieland en de andere Waddeneilanden, was vroeger heel normaal. De Waddenzee is een gevaarlijke zee met veel zandbanken waar schepen op kunnen vastlopen.
Het massagraf van de drenkelingen staat in schril contrast met de graven van overleden zeevaarders. Als grafzerk graveerden de mensen een kaakbeen van een walvis. Die staken ze dan in de grond. Het hele kerkhof van Oost-Vlieland moet er indrukwekkend uitgezien hebben. Nu staan de meeste kaakbenen binnen in de kerk om ze beter te kunnen bewaren.
Koeien voor arme mensen
De eilanders hebben doorheen de geschiedenis op verschillende manieren geprobeerd hun leefomstandigheden te verbeteren. Een ervan was het bouwen van eendenkooien over het hele eiland. We gaan in het bos van het pad af bij de Oude Kooi. ‘Hier lokte de kooier overvliegende eenden naar zijn vijver. Via een van de vier vangpijpen kon hij ze dan vangen.’ Naast de visvangst waren er niet veel meer mogelijkheden om zelfvoorzienend te zijn. ‘Op Vlieland leeft geen wild en vee houden is heel moeilijk’, legt Lars uit. ‘Behalve natuurlijk de geiten.’
De bijnaam van de Vlielanders is ‘Geiten’. Vroeger was het bedoeld als belediging, maar ondertussen is het een geuzenaam geworden. Geiten worden wel eens ‘koeien voor arme mensen genoemd: ze hebben geen onderhoud nodig, eten bijna alles en geven melk en vlees. ‘De geiten liepen vrij rond op het eiland en in het dorp en sliepen op het gelijkvloers in de huizen, zo zorgden ze ook nog eens voor vloerverwarming’, zegt Lars. Behalve de bokken, die stinken te erg om in huis te houden. ‘De bokken verbleven in het Bokkendal. Dus om de vrouwtjes te bevruchten, brachten ze hen gewoon even naar het dal.’
Dochter van de vuurtorenwachter
We beginnen aan de klim van het op één na hoogste punt van Nederland: de Vuurboetsduin. 45 meter hoog, met daarbovenop de pittoreske vuurtoren. Eerst hebben de dennen nog lange stammen, maar hoe hoger we klimmen, hoe kleiner ze worden. Hier krijgt de wind vrij spel en duwt de vegetatie tegen de grond. De zeedennen zijn hier klein en gedrongen.
Een vuurtoren moet minstens zestig meter hoog zijn. Bovenop de Vuurboetsduin was enkel het topje van de oude vuurtoren van IJmuiden dus genoeg. ‘De eilanders zijn altijd zuinig geweest met grondstoffen’, lacht Lars. Knalrood staat het lichtbaken op de bolle groene heuvel. ’s Nachts zal hij zijn lichtbundel over het eiland laten rollen en de schepen op de Waddenzee de juist richting aangeven. Langs het Liesbeth Listpad dalen we weer af naar het dorp. Vorig jaar kreeg het pad naar de vuurtoren deze naam ter herinnering aan de bekende dochter van de vuurtorenwachter: Liesbeth List.
Alleen met de zeehonden
Vanuit het WestCord Strandhotel Seeduyn fiets ik ’s morgens vroeg naar het meest oostelijke puntje van Vlieland. Tip: je vindt dezelfde hotels ook op Ameland en Terschelling, ze zijn een fijne uitvalsbasis om de Waddeneilanden te ontdekken. De avond voordien is de wind komen opzetten en sloegen dikke regenvlagen tegen de ramen. Nu lijkt het ergste voorbij en beginnen de wolken zelfs traag open te breken. Ideaal dus voor mijn volgende ontmoeting.
In de ochtendschemering parkeer ik mijn fiets en ga te voet door de duinen. ‘Dertig meter afstand houden’, staat er op de waarschuwingsborden geschreven. Ik wandel door het mulle zand en speur het strand af. De ochtendzon kruipt uit zee en kleurt alles oranje. Het is hier prachtig. Aan de horizon lijken de wolken te dansen, maar het zijn zwermen vogels die een elastische choreografie uitvoeren.
Ik blijf naar de branding turen, maar zie enkel grote bolle stenen op het zand liggen. ‘Wacht eens even’, mompel ik tegen mezelf. Ik haal mijn fototoestel met lange telelens boven en kijk door de zoeker. ‘Dat zijn helemaal geen bolle keien, het zijn de zeehonden!’ Dan zie ik ze plots overal liggen. Aan de golfbreker ligt een grote groep grijze zeehonden lui van de eerste zonnestralen te genieten.
Afstand houden!
Begin december worden de pups van de grijze zeehonden hier op het land geboren. Drie weken lang zoogt de moeder haar jong op het strand met vette melk. De pups hebben die eerste weken een warme witte vacht, waarmee ze nog niet kunnen zwemmen. Pas wanneer ze na vier weken hun korte donkere vacht krijgen gaan ze ook zelf het water in.
Een moeder leunt op haar zij en de pup drinkt gulzig de voedzame melk. Wat verderop ligt een gigantisch mannetje het stel in de gaten te houden. Wat een enorme dieren. Een vrouwtje kan zo’n twee meter worden, maar een mannetje haalt makkelijk de drie meter. Ik lig op mijn buik in het zand en geniet vanop een veilige afstand van dit ochtendritueel. Het is heel belangrijk om afstand te houden, en de pups gerust te laten. Kom je te dichtbij, dan zou je de moeder kunnen verjagen en komt ze misschien niet mee terug naar haar jong.
Hier en daar liggen schattige witte pups alleen te wachten tot hun moeder terugkomt van zee. Ik wil nog langer blijven liggen en kijken, maar door het natte koude zand ben ik helemaal verkleumd. Ik ga terug de duinen in en geniet nog even van deze prachtige plek. Plots hoor ik onder mij geschuifel. Ik kan mijn ogen niet geloven, maar een stevige pup komt onhandig door het duingras naar boven gekropen. Zijn prachtige pikzwarte ogen weerkaatsen het ochtendlicht. Ik maak snel een foto en ga weer voort. Afstand houden!
Bijzonder: bunkerkaas met zeewier
Aan de voet van de vuurtoren, helemaal bovenop de Vuurboetsduin maakt Nils Koster zijn befaamde bunkerkaas, in jawel, een oude bunker. ‘Ik was al een tijdje op zoek naar een goed plek om mijn kazen te laten rijpen op Vlieland’, legt Nils uit. ‘Deze oude bunker uit de Tweede Wereldoorlog is ideaal.’ Met een constante temperatuur en een hoge luchtvochtigheid kunnen de kazen hier prima rijpen.
Het is geen alledaags zicht. I.p.v. soldaten en oorlogstuig liggen hier honderden bollen kaas te wachten. ‘Het is een hele klus om voor mijn kazen te zorgen’, zegt Nils. ‘Iedere dag moet ik ze draaien en schoonmaken.’
Maar het meeste werk steekt Nils wellicht in zijn zeewierkaas. ‘Met mijn rubberlaarzen ga ik hier de wad op om zeewier te plukken. Dat maak ik grondig schoon en laat ik drogen.’ Daarna wordt alles ook nog eens getest, Nils wil immers een biolabel op zijn kaas kunnen plakken. ‘Het is veel werk, maar het resultaat mag er zeker wezen’, lacht hij. Inderdaad. De zeewierkaas is heerlijk. Een zachte kaas, maar met een verrassende zilte smaak.
Met de tuk tuk op safari
Vlieland kan je te voet ontdekken, of met de fiets. Maar je kan ook het eiland doorkruisen met Kees, een geboren en getogen Vlielander die je met zijn elektrische tuk tuk meeneemt naar de beste plekjes van het eiland.
‘Ik heb de zetelverwarming al lekker aangezet’, zegt Kees als we aan boord klimmen. ‘Dekentje nodig?’ De tuk tuk rijdt het dorp uit en Kees begint honderduit te vertellen. Over de geschiedenis van het eiland, de mensen, de toeristen, en natuurlijk de natuur. ‘Iedere dag rijd ik over deze paadjes en dan zie je alles veranderen.’ We rijden langs groepen waadvogels, geiten, en nog wat verder komen we een kudde soay-schapen tegen. ‘Het is een speciaal Schots schapenras dat tegen een stootje kan’, legt Kees uit.
Het landschap schuift voorbij en Kees blijkt een onuitputtelijke Vlieland-encyclopedie. Maar het is vooral de liefde waarmee hij over zijn eiland vertelt, zijn Vlieland, dat zo aandoenlijk werkt.
Meer weten over Vlieland? Ontdek alle praktische info in onze online reiswijzer of surf naar www.visitwadden.nl/waddeneilanden