Bivak tussen de beuken
Dat je over heel Vlaanderen gratis kan kamperen op primitieve bivakzones? Dat’s een goed bewaard geheim. De meeste mensen weten het niet, maar het is dé legale manier om het vrije gevoel van wildkamperen ook in België te ervaren. Maya Toebat test het uit in het Meerdaalwoud in Vlaams-Brabant, waar de herfst al haar zintuigen op scherp zet.
- Kamperen
- Wandelen
Het is vrijdagavond, 21 uur. Ik zit met studievrienden op restaurant in Brussel. De ene is leerkracht geworden, de andere werkt op de universiteit en nog een andere vriendin maakt digitale content bij een radiozender. Als ik hen vraag wat ze dit weekend gaan doen, zeggen ze in koor: ‘Uitslapen’. Ze lijken ervan uit te gaan dat voor mij hetzelfde geldt en kijken verbaasd op als ik zeg dat ik ga kamperen. Kamperen? Waar dan? Mijn antwoord - ‘In het Meerdaalwoud’ – doet hen niet minder vreemd opkijken.
Dat je in Vlaams-Brabant in volle herfst je tentje kan opzetten? Dat was nog niet in hen opgekomen. Het is voor wel meer mensen een geheim dat er over heel Vlaanderen bivakzones liggen waar je gratis mag kamperen. Nochtans is het heerlijk om het gevoel van wildkamperen ook in België te ervaren. Want waar voel je je vrijer dan slapend in een bos, met hoogstens wat water en een composttoilet?
Toch krijgt zelfs dat vooruitzicht me moeilijk uit bed als mijn wekker de volgende ochtend rinkelt. Ik heb dan ook geen haast, want het Meerdaalwoud is zowat het verlengde van mijn tuin. Wat een geluk is het om mijn rugzak in te laden, de deur achter me dicht te trekken en gewoon te beginnen wandelen. Ik kom langs het station van Heverlee, waar ook pendelaars aan de tocht kunnen beginnen. Zo’n 20 minuten later sta ik in het bos. Met elke stap lost mijn gedachtenknoop steeds meer op en komt er ruimte vrij om adem te halen. Wandelen is mijn vorm van meditatie. En wandelen met een zware rugzak brengt me nóg dieper in reflectiemodus. Het is alsof ik met die kilo’s ook een reizigersmindset op mijn rug hef, die voor een afstand van het dagelijkse leven zorgt.
Microavontuur
Terwijl ik in mijn fantasie op reis ben in een ver land, doet de realiteit iets anders vermoeden. Zo kom ik onderweg enkele bekenden tegen, die verbaasd opkijken naar mijn backpack. ‘Of ik een grote wandeling ga maken?’, vraagt een joggende vriendin. Ja, meer dan dat is het eigenlijk niet. Zelf zou ik het veeleer een ‘microavontuur’ noemen, maar juist een banaal woord als ‘wandeling’ maakt het meer behapbaar en geeft sneller een schop onder je kont om eropuit te trekken. Want een microavontuur, daar heb je in het weekend misschien geen tijd voor, maar een grote wandeling met overnachting, dat moet wel lukken, toch?
Op microavontuur gaan in mijn eigen streek: ik heb het al meermaals gedaan en iedere keer zorgt het voor een stapje opzij van de sleur van elke dag. Opeens ziet het vertrouwde arboretum in het Heverleebos er zoveel specialer uit en kijk ik extra goed naar de houten beelden van kunstenaar Ad Wouters, die verspreid staan tussen de bomen. Toch verval ik ook bij die kleine avonturen snel in mijn comfortzone. Zo zijn er twee bivakzones in het Meerdaalwoud en keer ik altijd terug naar dezelfde, ‘De Steenberg’. Daarom ga ik dit weekend voor het eerst op zoek naar de tweede kampeerplek, ‘Het Spoor’, dicht bij de Waalse grens.
Thuismatch
Onderweg naar het zuidoosten van het bos wisselen de dikke beuken en eiken en de open plekken bedekt met gele, bruine en oranje bladen elkaar af. Een klein stukje loopt langs de Natuuroase van Heverleebos, waar je het Japanse fenomeen van bosbaden, ofwel Shinrin-yoku, kan ervaren. Het idee is om traag te wandelen, al je zintuigen te activeren en zo je lichaam en geest tot rust te brengen. Ik voel de wind over een open vlakte blazen, zie de roestbruine heidebloemen en ik hoor de modder onder mijn zolen pletsen. Eigenlijk is het hele wandelweekend een oefening in Shinrin-yoku. Herfst in het bos is namelijk een feest voor de zintuigen: een donker dennenbos voelt extra donker, de natgeregende grond ruikt extra fel en de eikels en kastanjes vallen opgewekt op de grond.
Via holle wegen bereik ik de vijvers van de Zoete Waters in Oud-Heverlee, een populaire bestemming voor wandelaars die graag een terrasje doen. Je kan er ook je dorst lessen aan de Minnebron, vlak bij de Kapel van Steenbergen: een natuurlijke bron, waar mensen al eeuwenlang water komen halen. Het heeft iets mythisch, maar nog altijd trekt de bron rijen mensen die aanschuiven met grote bidons. Ook ik ging er als kind met mijn ouders water halen. Het bos waar ik zal overnachten, ligt namelijk pal tussen waar ik opgegroeid ben en waar ik nu woon.
Na de middag krijg ik niet toevallig versterking van mijn vader, die inpikt om mee te gaan bivakkeren. Met een extra paar ogen en oren krijgt de wandeling nog meer waarde, want wat ik alleen maar zie of hoor, kan hij benoemen. ‘Kijk, een Amerikaanse eik! En daar een meriansborstelrups!’ Door planten en dieren een naam te geven en ze van elkaar te onderscheiden krijgen ze meer bestaansrecht. Zo kronkelen we verder langs de ‘Paddenpoel’ en het ‘Everzwijnenbad’. Vaag volgen we een route, maar steeds meer zoeken we de juiste richting op gevoel. Want daar gaat een wandelweekend ook over: ons gevoel voor intuïtie terugvinden, dat we in de drukte van alledag zo ver weg duwen.
Kastanjes poffen
De kilometers beginnen goed op te lopen, maar dan komen we aan de bosrand waar een pijltje de weg wijst naar bivakzone ‘Het Spoor’. Zodra we gaan zitten op de boomstammen op het grasveldje, slaat de vermoeidheid toe. Onze schouders trekken, onze voeten kloppen, maar we zetten nog even in automatische piloot de tent op. We hebben ook geluk, want een Slovaakse familie is net klaar met een namiddagje bbq’en en laat het kampvuur voor ons smeulen. Dat zal nodig blijken, want zelfs op milde herfstdagen koelt het snel af nadat de zon ondergaat. En dat zal niet lang meer duren.
Terwijl we rondkijken naar de eik boven de kampeerplek en het verre uitzicht op de glooiende velden van Waals-Brabant, komt er een andere wandelaar aan. Hij vindt een afgeschermd hoekje voor zijn tent en zal daar de rest van de avond blijven zitten. Zo gaat dat: soms heb je een avond vol gesprekken met onbekenden op een bivakzone en soms vind je er allemaal de rust die je nodig hebt. Terwijl hij begint te koken, halen ook wij de oogst van de dag naar boven: zakken vol kastanjes. Gepoft in het vuur smaken die extra goed. Komt het door de rooksmaak? Of door de honger, die van alles een feestmaal maakt? Nee, de tweede gang op het menu – een gevriesdroogde maaltijd die we op het gasvuurtje opwarmen – smaakt toch een stuk minder goed dan ons herfstaperitief.
Ondertussen gaat schemer over in donker en knisperen de vlammen extra fel. Een hele avond buiten zitten in het najaar: thuis zou je het niet snel doen, maar hier voelt het niet meer dan logisch. En zo bevrijdend. Het is ook opvallend hoe snel je in een basic modus komt, waar wandelen, eten, drinken en slapen alles zijn wat telt. Het is nog maar halfnegen, maar we zouden al perfect kunnen slapen. Het vuur is bijna uitgegloeid en na een laatste bezoek aan het ecotoilet – een gammele, halfopen schuur met een mooi uitzicht - kruipen we in de slaapzak.
Poezelige wekker
Hoewel een dun kampeermatje weinig weg heeft van een comfortabel bed, slapen we de klok rond. We worden wakker van het licht, de kraaien en het gerommel van de andere bivaktent, die spoedig verdwenen zal zijn. Uit de warme slaapzak in de frisse ochtendlucht stappen: het is een uitdaging, ware het niet dat ik uit de tent gelokt word door een schattige buurtkat. Terwijl we havermout bereiden, is ze zelfs stiekem in de tent gekropen en ze springt nog net niet in onze rugzakken wanneer we ons klaarmaken om te vertrekken. We kijken nog eens of we niets hebben achterlaten – ook het afval gaat mee – en trekken er weer op uit voor een lus door de zuidoostelijke kant van het Meerdaalwoud.
Langs de diepe holle wegen, steile bosflanken en smalle mountainbike - lees: modder - wegjes komen we bij de Chaussée de Louvain, die we oversteken om een nieuw stuk van het woud te verkennen. Hier overheersen de dikke bruine beuken en Amerikaanse eiken, die zo kenmerkend zijn voor dit bos. Het plechtige drevenstelsel werd in de 18de eeuw aangelegd door de hertog van Arenberg als annex bij zijn kasteeltuinen. Nu is het van iedereen en wordt het dambordpatroon doorbroken door kleine paadjes, waarlangs paarden draven en paddenstoelen in alle kleuren groeien.
Woudrechtbank
Als we de bocht omslaan, zien we de shelter van het Mollendaalbos met een prachtig uitzicht op een ravijn vol gevallen bladen. Dat vraagt om een snack, want na 10 kilometer worden we herinnerd aan het gewicht van de rugzak, met vermoeide voetzolen en een aanzwellend hongergevoel. Gelukkig is er keuze genoeg aan picknickbanken onderweg. Maar voor we echt pauzeren, willen we nog wat kilometers doen. We steken de Naamsesteenweg over via de wandelaarsbrug en stijgen naar de Tomberg, waar we ons neerleggen in de heide en lunchen in de zon en de wind.
Deze open plek, het op een na hoogste punt van het Meerdaalwoud, trekt al eeuwenlang mensen aan. Zo zijn er bijlen en spitsen uit het middenneolithicum opgegraven. In de 16e eeuw vestigde zich hier een woudrechtbank, waar jachtovertredingen besproken werden. Nu is het een geliefde pauzeplek voor wandelaars en we zien zelfs ruiters over de heuvel galopperen. Met vernieuwd enthousiasme zetten we het laatste deel van de tocht in. Het voordeel is dat het vanaf hier sowieso bergaf gaat, letterlijk dan. Dat blijft ook het geval, en zo hoppen we door de dreven en het populaire Speelbos, waar groepjes kinderen met plezier langs natuurlijke hindernissen wandelen.
Voor we het weten brengen onze voeten ons weer in de bewoonde wereld, naar het station van Sint-Joris-Weert. Dat heb je wel met een microavontuur: onderweg staat de tijd stil, maar veel te snel komt er weer een einde aan. Al doet het ook deugd om je voeten te ontspannen, denk ik, als ik even later op de trein naar Leuven stap. Op een tiental minuten rij ik voorbij het Meerdaalwoud, waardoor dat opeens een stuk kleiner lijkt. Toch is het groot genoeg om meerdere dagen in rond te dwalen - iets wat je nog zelden vindt in Vlaanderen. Een gelukkige uitzondering én een perfecte bivakstop.
Bivakkeren in Vlaanderen, hoe doe je dat?
In België mag je niet wildkamperen, maar het netwerk van bivakzones leunt het dichtst aan bij die ervaring. Op kleine kampeerveldjes die alleen te voet of met de fiets bereikbaar zijn, overnacht je er kortstondig en eenvoudig in de natuur.
Soms zijn er voorzieningen, zoals een waterpunt, een vuurplek en een composttoilet, maar dat is geen garantie. Bovendien zijn er enkele spelregels aan verbonden: er is plaats voor maximum 3 trekkerstenten en 10 personen, je moet je plek vooraf reserveren, je mag maar één nacht blijven en je mag geen sporen achterlaten volgens het 'leave no trace'-principe. In ruil krijg je een idyllische rustplek – en dat gratis en voor niets.
Info en reserveren via: natuurenbos.be/activiteiten/bivakzone of bivakzone.be