Fan van het Müllerthal
Als ze ergens in het kleine Luxemburg hun zaakjes voor wandelaars en kampeerders voor elkaar hebben, dan zeker in het spannende Müllerthal. Je vindt er avontuurlijke routes, uitstekend bewegwijzerd en naar ieders meug, want je kiest zelf hoe lang en hoe ver je op stap gaat. En langs die Müllerthal Trail kampeerterreinen waar je ook zonder eigen onderdak terecht kan. Een dot cultuur op zijn tijd maakt het plaatje af.
- Kamperen
- Wandelen
In het ongezien rustige dorpje Born stallen we de camper voor een volstrekt onverantwoord bezoek aan Ramborn Cider. Waarom hier? Omdat het ciderhuis pal naast één van de hoofdlussen van de Müllerthal Trail en vlak bij de Sûre ligt, de rivier die het hele wandelgebied als een beschermengel omarmt. Martine Lickes houdt er een oude traditie in ere. ‘Tot de sixties maakten tuinders hun eigen cider van onverkoopbare appels’, steekt de praatvaar van wal. ‘Met de komst van de supermarkten veranderde dat. Die lieten lokale fruitboeren links liggen en gingen in zee met grote producenten. De kleine fruitgaarden langs de rivier verkommerden. Doodzonde, want we hebben hier honderdvijftig soorten appels en nog meer lekkers aan de bomen.’
‘Tien jaar geleden begonnen we met veel idealisme opnieuw, met een duurzame en milieuvriendelijke insteek’, vertelt Martine terwijl ze ons glaasjes en flessen voorzet. ‘We werken met honderddertig toeleveranciers die we stuk voor stuk kennen. Chantal, onze tuinier, begeleid hen bij het snoeien en het aanplanten van nieuwe bomen. De bestuiving in de lente gebeurt door bijen. We plukken in de herfst. Er gaat dan niets verloren. Appels die niet geschikt zijn, worden veevoer en pulp wordt meststof. Van het bezinksel in de inoxvaten maken we eau de vie. En het dak van de productiehal ligt vol zonnepanelen.’
De dop gaat van de flessen, Martine giet kleine scheutjes in de proefglazen. Ik laat weten dat ik niet drink, want het stuur wacht. Ze lacht: ‘Je maakt cider zoals wijn, maar je drinkt het als bier. Tot zover het gezegde. Van een paar slokjes val je heus niet omver.’ Niet veel later heb ik vijf van die proevertjes achter de kiezen: van een standaard appelcider tot een fantastische Ice Perry, bijna likeur. De prijzen gaan in stijgende lijn. ‘Kwaliteit heeft zijn prijs’, haalt Martine de schouders op. Gelijk heeft ze. Later herinner ik me haar zonnebril van Prada en ceintuur van Gucci. Of was het omgekeerd?
De processie van Echternach
Gelukkig is camping Wollefsschlucht in Echternach niet ver. Geen kat te zien bij de receptie, wel een plan van het terrein met wat percelen aangekruist en een kattenbelletje: ‘Dit zijn vrije plaatsen. Kom morgenvroeg rond negen uur maar afrekenen.’ Vrijheid, blijheid: daar kunnen we wat mee. We kiezen een plek, sluiten stroom aan en lopen nog even naar de echte Wollefsschlucht, tien minuten verderop. De Schlucht of ravijn is hier een gigantische put tussen 50 meter hoge rotspartijen. Trappen loodsen me door de diepte, links en rechts tonnen hout van afgeknapte en rottende bomen. Een ietwat akelige bedoening, maar weer boven klim ik nog hoger voor een weids panorama over stad, streek en Sûre.
In- en uitchecken duurt die ochtend een paar minuten, de camper mag tot ‘s middags blijven staan. Zo kunnen we te voet Echternach in, groot geworden dankzij zijn Heilige Willibrordus en beroemd om zijn processie. Het evenement is als immaterieel cultuurerfgoed van de Unesco erkend, de basiliek zelf is naoorlogs want de nazi’s maakten ze uit wrok met de grond gelijk. Maar, wat doet die vitrinekast met vrolijke drinkebroers op een bierton in het documentatiecentrum over de processie? Een cadeautje van de Franse Revolutie, laat ik me vertellen. Die joeg de hele clerus de tempel uit en gaf hem doodleuk in handen van een keramiekfabrikant, die er op pre-industriële schaal servies en aanverwante produceerde.
Avontuurlijk stappen en klimmen
We karren door naar Berdorf en installeren ons tussen tientallen landgenoten op de piekfijne Camping Martbusch. We bestellen brood voor morgenvroeg bij de Bistro, blijven hangen op het terras en komen nog eens terug voor het diner. Ik val voor een risotto met best veel scampi’s in een sausje dat extra pit meekreeg van een scheut zuiderse pastis. De baas is in zijn nopjes met een gemeend compliment.
Dan kiezen we resoluut voor een brok natuur. Pal naast de camping vertrekt de B2, één van de mooiste rondwandelingen in de schaduw van Route 2 van de Müllerthal Trail. Ik download het GPX-bestand van de goed vier kilometer lange wandeling op mijn smartphone, maar zal die de volgende uren helemaal niet nodig hebben. Het pad is uitstekend bewegwijzerd en na een korte aanloop zitten we meteen in een wondere wereld van bossen en dreigende kalkrotsformaties. Die combi maakt het lopen soms best uitdagend, met stalen hangbruggen, ongelijke treden en steile trappen.
Mijn fantasie slaat op hol bij opschriften, geschilderd tegen de rotsen: Raiberhiel of Rovershol, Grandes Vacances, Le Parapluie… Ik loop de Siweschlëff in, een almaar smallere kloof als een donkere tunnel tussen twee rotswanden. Voor me stapt een gezin met jonge kinderen. Nogal overmoedig loopt de kleinste ineens linksaf tussen nog smallere wanden naar een lichtstrook in de verte. Op de rots staat een waarschuwing: Opgelet, 30 cm breed! De kleine glipt erdoor, de ouders zitten vast en paniekerig sommeren ze het kind terug te keren. Ik hou mijn hart vast en loop door, moet met mijn rugzak in de hand verder en kom aan het eind uit bij een knap panorama over de streek. Daar beent het gezin me alweer bij. Voltallig.
Wat verderop spreken de Infernale en Le Miroir tot de verbeelding. Daar zijn alpinisten aan het werk. Jaap en zijn maats zijn hier al eerder geweest: ‘De rotsen zijn voorbehouden voor leden van erkende klimverenigingen. Er hangen overal haken en met een boekje bij de hand kun je routes uitzoeken. Tegelijk krijg je een idee van de moeilijkheidsgraad. Het wordt best leuk vandaag. Lekker weertje ook.’ Om de hoek hangt een stel Duitsers in de touwen. Een vrouw aarzelt metershoog bij een volgend aangrijpingspunt. Beneden geeft iemand instructies. Als ze het er eindelijk op waagt, gaat het mis. Ze valt een meter of drie naar beneden en laat zich ontgoocheld even hangen. De man die haar beneden zekerde, is door haar val mee van de grond gekomen. Koddig hoe ze nu allebei in het ijle zweven.
Luxe & selfiespots
We rijden door voor meer moois en laten ons verleiden tot de Schiessentümpel en de Kallekstuffquell, allebei langs de CR 121 van Müllerthal naar Blumenthal. De eerste is een waterval met pittoresk zandsteenbruggetje over de Zwarte Ernz en daardoor alleen al een trekpleister voor al wie in de buurt is. Er passeren wandelwegen, maar de parkeerplaats iets verderop lokt minstens zoveel gehaaste passanten. Ooit keken we hier op een snikhete droge zomerdag naar wat fluttige straaltjes water, vandaag stroomt vers water overvloedig over de rotspartijen en maneuvreren we moeizaam tussen selfiejagers.
Voor de Kallekstuffquell marcheren we de andere kant op en ook dat blijkt een waterpartij langs de Müllerthal Trail. Dit is de bron van de Zwarte Ernz. Het water loopt er breeduit en zelfbewust over een kalksteenpartij bedekt met pakken frisgroen mos. Zo komt het terecht in een glashelder bassin. Anders dan de Schiessentümpel is dit een rustgevende plek. Tegen al die nattigheid hebben de makers van de langeafstandswandelpaden hier een prima vlonderpad aangelegd.
Nog een fotostop bij de Priedegtstull of Preekstoel, een overhangende rots boven de CR 364, en we rijden Camping Park Beaufort tegemoet. Opnieuw geen mens te bespeuren, wel een omslag tegen de vitrine met daarin een grondplan en een kaartje voor de slagboom. Een andere wereld met luxe sanitair, een zwembad en een ijspiste. En Duitse caravans en motorhomes twee keer zo groot als onze camper. We gaan te voet op zoek naar een restaurant en kiezen voor een Italiaans diner in een manege met zicht op een stijlvolle dressuurtraining in volle actie. Het is eens wat anders.
Burchten in Beaufort
Het is nog vroeg als we in een bocht bij de Haupesbaachsee parkeren. De kasteelheren van de middeleeuwse burcht hadden de plek goed gekozen. Bij water, verscholen in het landschap en langs een kronkelend pad waar ruiters en koetsen het kalm aan moesten doen. Vandaag leggen motorrijders er zich plat in de bocht, toeren oldtimers langs en krijgen sportwagens een ronkende dot extra gas bij het wegstuiven van de burcht. Sightseeing heet dat.
We steken de baan over, tonen onze digitale LuxembourgCard en stappen het zonnige binnenplein van het kasteel op. Romantisch, zo’n burchtruïne met afbrokkelende muren, doorkijkjes naar de omgeving, met trappen en doorsteekjes. Met wat fantasie zie je kippen gepluimd worden in de keuken, hoor je ridders in volle wapenrusting door de gangen kletteren en verwacht je jonkvrouwen in ruisende gewaden bij de open haard. Zelfs de kerker en de martelkamer met zijn ezelsmasker, duimschroeven en rekbank spreken tot de verbeelding. Tot we een donkere ruimte in de rots inlopen en er totaal onverwacht een grote uil naar buiten schiet. We schrikken ons wederzijds rot en van pure ontzetting schijt het dier in de vlucht zijn hele cloaca leeg. Wij zijn beter opgevoed en houden het bij een gil.
Pal achter de burcht ligt nog een kasteel. Beter bewaard en alleen met een gids te bezoeken. Niet zo romantisch, wel met een verhaal. De laatste bewoonster, Anne-Marie Linckels, wist het renaissanceslot samen met haar man voor verval te behoeden. Zelf woonde ze er tot haar 98ste. Ze schonk het kasteel aan de staat, maar bepaalde dat er absoluut niets mocht veranderen, zeker niet aan het interieur. Zo blijft haar aanwezigheid in alles tastbaar. Anne-Marie had nog twee bedienden. Ook die mogen er - zolang ze daar zin in hebben - blijven wonen. Als wederdienst stoken ze in de kelders elk jaar pakweg vijfduizend liter cassis van bosbessen uit de streek. Uiteraard staan bij het verlaten van hun kasteel de glaasjes klaar voor een proeverij.
Laat me hier nog wat blijven…
Tijd om nog eens de wandelschoenen aan te trekken. Net geen 11 kilometer lang is de B1 nog zo’n lokale topper, dit keer schurend langs Route 3 van de Müllerthal Trail. Alweer uitstekend bewegwijzerd. Ik trek naast het kasteel door bos en over een houten pad. Dan bergop, achter de camping door, en via een paar achterafstraatjes eindelijk weg van de bewoonde wereld. Tussen de bomen, langzaam bergaf met naast me de kabbelende Birkbaach, overvalt me de stilte. Ik ben alleen. Heerlijk. En er is geen ander geluid dan dat beekje en – ergens in de buurt – een specht, die ritmisch klopt in een boomstam. Niets maakt je zo bewust van de rust en stilte in een bos als een specht en het absolute niets tussen twee keer kloppen in.
Zo loop ik in opperbeste stemming verder. Van het bos kom ik in open terrein terecht, lopend over rotsen boven een dal. Ik maak een praatje met een vrouw op weekenduitstap met een paar jonge kinderen. ‘Voor ons is dit vakantie’, zegt ze. ‘Doen we wel vaker met zijn drietjes, een hele dag wandelen en vertellen.’ Ting! Er komt een groepje mountainbikers achter ons aangereden. Een hoffelijk bedankje als we aan de kant gaan. Het pad daalt steil en klimt bij momenten behoorlijk uitputtend. Zo was het ook aangegeven: een uitdagend pad. Maar niet geklaagd, het weer is heerlijk en het bos geeft koelte.
Halfweg plof ik neer op een bank met uitzicht over de kronkelende Sûre. Een plaatje met al dat groen en de bocht van de rivier voor me. Tot ik vanuit de hoogte die ene ontsierende vlek naast het water zie. Een bundel witte pixels met hier en daar een grijzige of donkere vlek. De daken van caravans, motorhomes en vans. Van tenten en bungalows. Ik knijp een oogje dicht en trek verder.
Weer gaat het pad scherp naar beneden. Een heel eind dit keer en daarna opnieuw op en af. Tot ik de Halerbaach bereik. Het heeft de voorbije weken hard geregend en het pad naast de beek ligt er extreem modderig bij. Maar ondanks een paar spekgladde plekken is het traject fantastisch. Ik steek over stapstenen een paar keer het water over, voel de stroom voortdurend langs me heen ijlen en sla rechtsaf voor een laatste kilometer naast nog zo’n dartel riviertje, de Haupeschbaach, recht naar de burchtruïne.
Het zweet gutst over mijn rug, met een extra appel en nog een energiereep heb ik het gehaald. De thermos is leeg, ik ben drie uur onderweg geweest. Hondsmoe en met getintel in mijn linkerbeen kruip ik geweldig tevreden achter het stuur, recht naar Camping Auf Kengert, buiten het hoogseizoen een oase van rust. Ik trek een biertje open en daarna nog een. Dan een lange douche en verse kleren. Laat me hier nog maar wat langer blijven. Zalig uitgeteld.