
Spijbelen op twee wielen… La Vélobuissonnière!
Wat ruist daar door het struikgewas? Het zijn fietsers die een weinig bekend, idyllisch stukje Frankrijk verkennen… De Vélobuissonnière leidt van Alençon naar Saumur en volgt vooral de slingerende rivier Sarthe. Op de 250 km lange route: het historische Le Mans, maar vooral stille dorpjes, landhuizen, boerderijen en glooiende heuvellandschappen waar Parijs veel verder lijkt dan het werkelijk is.
- Fietsen
‘Paris sera toujours Paris’, snatert Zaz iedere zomer in de begingeneriek van Vive le Vélo. Jarenlang vroeg ik me, terwijl ik mijn vingers in mijn oren stopte, af of er ook een onveranderlijk provinciaal Frankrijk bestaat. Waar charmante bourgeois tafelen in discrete landhuizen, jongeren met hun zomerliefje de rietkant induiken en dorpsnotabelen onschuldig wild bejagen op het domein van de baron. Wel, ik denk dat ik dat Frankrijk gevonden heb. Onderweg tussen Alençon en Saumur fiets ik er dwars doorheen. Waar dat precies is? Stel je een noord-zuidroute van 250 km voor die de Bretoense neus van Frankrijk afknipt. Ik moet toegeven dat ik de voorbije vijftien kilometer weinig van de streek gezien heb, omdat hagen en loofbossen het uitzicht versperden, maar dat voorspelde de naam van de fietsroute al. La Vélobuissonnière betekent eigenlijk ‘met je fiets het struikgewas opzoeken’. Daar is het rustig en koel op hete zomerdagen, en waan je je diep in Frankrijk. Maar Parijs is niet ver.
Iedereen luistervink
De oude stenen binnenkoeren van Le Mans werken als klankkasten. Ze versterken iedere stem of stap. In de zomer, wanneer de vensters en klapluiken openstaan, kan je je buren woord voor woord afluisteren, als je al niet rechtstreeks binnen kijkt. ‘Vroeger waagde je hier ’s nachts je leven’, vertelt stadsgids Isabelle Léone-Rubin. ‘Overvallers wachtten je op de donkerste plekjes op. Ze verkenden de stad overdag en lieten zich ’s avonds, als de stad haar poorten vergrendelde, binnensluiten.’
Drie uur eerder trotseerde ik nog het hectische verkeer tussen de treinstations van Paris Nord en Paris Montparnasse. Daarna bracht de tgv me op een uurtje naar Le Mans, de middeleeuwse heuvelstad waar geluidsoverlast alleen voorkomt als je buur een praatgrage papegaai of een schorre ochtendhoest heeft. Het spoornetwerk heeft het lappendeken van streken en regio’s dat Frankrijk was, aaneengenaaid en de tgv heeft de naden strakker getrokken. Maar in het oude Le Mans waan ik me toch nog in dat ene Gallische dorp dat dapper weerstand biedt.
Stadspaleizen en vakwerkhuizen
Le Mans was in de middeleeuwen een hoofdstad van het Huis Plantagenet, dat Engeland en de westelijke helft van Frankrijk bestuurde. De stad ligt op de Vélobuissonnière, maar er is te veel te zien om er slechts eventjes af te stappen. Dus logeer ik eerst in Le Mans en begin ik pas morgen te fietsen in Alençon. Christiane en Bernard Duhem zijn lieve, uiterst wellevende mensen met een bed & breakfast in een 19de-eeuws herenhuis. Le Clos d’Hauteville heeft ook een ommuurde tuin waar je stilletjes kan uitrusten, heureux et caché. In de ontbijtzaal glimmen rustieke kasten in het gedempte licht. Hopelijk kraakt je stokbrood niet te hard als je erin bijt!
Gids Isabelle leidt me door kasseistegen, langs vakwerkhuizen en stadspaleizen uit de renaissance. Op straathoeken zijn versierde pilaren in de gevels verwerkt. Isabelle: ‘Zo kon je iemands adres terugvinden. Je zei dan: ik woon in het vierde huis vanaf de pilaar met de hoorns. Of met de sleutels. Huisnummers bestonden niet.’
Menhir van Le Mans
De heuvelstad, of Cité Plantagenet, verschanst zich achter een Gallo-Romeinse omwalling uit de vierde eeuw. De hoofdstraten geven uit op de Cathédrale Saint-Julien, een schatkamer voor religieuze kunst. Tegen de westgevel leunt een heuse menhir die de heilige Julianus voorstelt. In de derde eeuw deed hij een bron opwellen door zijn bisschopsstaf in de grond te steken, wat toen een populair goocheltrucje voor wannabe heiligen was. Uit dankbaarheid porren pelgrims eeuwen later nog altijd gaatjes in zijn stenen lichaam.
In de kathedraal kan je opkijken naar oeroude gotische kunst. Muzikale engelen fladderen over het beschilderde gewelf van een kapel. Christus stijgt ten hemel op een glasraam uit 1120, het oudste in Frankrijk dat nog op zijn oorspronkelijke plaats zit. Overal in de stad kan je historische weetjes sprokkelen, van kerkkoor tot binnenkoer. Niet één modern element verstoort het middeleeuwse straatbeeld. Daar waakt het wijkcomité al sinds 1979 over. Ieder jaar in oktober, tijdens het Fête des Plantes, stellen bewoners hun tuinen en binnenplaatsen open. Le Mans heeft gastvrije Galliërs, die weerstand bieden door hun tuin te cultiveren.
Kant voor de koningin
Christiane en Bernard wuiven ons hoffelijk uit bij hun tuinpoort. Met de regionale trein sporen fotograaf Michaël en ik op een uurtje naar Alençon. De grote spoorlijnen waaieren in stervorm uit vanaf Parijs, maar op de Vélobuissonnière dwarsen we dat netwerk om tussen drie historische steden in de coulissen te verdwijnen. Wat kan je meer verlangen op een Franse zomerdag?
Dat je fiets klaarstaat in een kasteel natuurlijk! Een e-bike voor Michaël, een trekkingfiets voor mij. We halen onze fietsen op bij de dienst voor toerisme in het Maison d’Ozé, het versterkte stadspaleis waar de hertog van Alençon resideerde, en vatten onze driedaagse fietstocht aan bij de gotische Notre-Dame-basiliek. Alençon heeft de monumenten en geschiedenis van een grote stad en is beroemd voor zijn naaldkant. In de zeventiende eeuw liet Lodewijk de Veertiende er een koninklijke manufactuur oprichten. Achtduizend kantwerksters produceerden er kragen, cravates, mouwranden en zakdoeken voor koningin of edelman. Maar rond 1850 verloor Alençon zijn hechte band met Parijs. De nieuwe spoorweg liep naar Le Mans, dat begon te groeien als kool. Alençon zonk weg in een schoonheidsslaapje.
Une des plus belles salades de France
Ongeveer tien kilometer buiten Alençon beginnen de groene puisten in het landschap zich te ontpoppen tot stevige heuvels. Cénéri, een Italiaanse kluizenaar die hier in de zevende eeuw rondstruinde, doopte de streek met veel zin voor overdrijving de Alpes Mancelles. In een meander van de Sarthe nestelt zich het dorpje dat zijn naam draagt. In Saint-Cénéri-le-Gérei, ‘un des plus Beaux villages de France’, vind je meer horeca dan twintig kilometer in de omtrek. Wat mooi uitkomt: ik lust wel een pittoresk slaatje met gerookte ham en geitenkaas, tegen een achtergrond van frisse klimop, vers geschilderde klapluiken en rustieke dakpannen.
Na de lunch wacht een klim van twee kilometer. Wie geduldig fietst, kan zo’n colletje wel aan. In de vallei van de Sarthe wisselen bossen, boomgaarden en weilanden elkaar af; op de heuvelruggen ontvouwen zich weidse graanvelden. Hagen en grachten zomen de smalle landwegen af. Het landschap doet me aan de Voerstreek denken, maar hier is meer ruimte. Zo veel ruimte dat je de wind ziet waaien. Dorpjes heten meestal ‘sur-Sarthe’. Ze ontlenen hun identiteit aan de kronkelende rivier, die we twee dagen zullen volgen.
Klankschalen en watervogels
In Beaumont-sur-Sarthe schrikken watervogels al eens op van gonzende Tibetaanse klankschalen. Lila en Olivier organiseren geregeld yogaretraites in hun bed & breakfast La Belmontaise. Maar niet vandaag. Ik kan dus in stilte de prachtige tuin achter hun vijftiende-eeuwse huis afdalen om bij de rimpelloze rivier naar de zonsondergang te luisteren. Als dat niet zen klinkt! Voor het avondeten biedt het dorpje de keuze uit de pizzeria, de kebabzaak en het hotel-restaurant waar werkmensen met een opdracht in de streek in halfpension logeren. Op het menu: de jaren 1980. Qua prijs gelukkig ook. Precies daarin schuilt de schoonheid van fietsreizen. Je wijkt af van de platgetreden paden, belandt op de meest uiteenlopende of gekke plekken en past je overal aan. Nergens lukt dat beter dan in Frankrijk, waar het aantal eigenzinnige koppigaards per vierkante kilometer ver boven het Europees gemiddelde ligt. Rare jongens, die Galliërs.
Watermolens als donjons
Na een harmonieuze nachtrust onder een muurkleed met een mandala erop heb ik zin in de tweede fietsdag. Via de duizendjarige romaanse brug van Beaumont steken we de Sarthe over. In veel dorpjes langs de Vélobuissonnière kan je afstappen om klein, lokaal erfgoed te bezoeken. En als je geluk hebt en de bar tabac is open, even pauzeren aan een plastic tafeltje op de stoep. Op onze eerste fietsdag keken we op de oude citadel van Fresnay uit over de Sarthe en bewonderden we middeleeuwse schilderingen in de kerk van Saint-Léonard-des-Bois. De tweede dag blijven we dichter bij de rivier en krijgen we eeuwenoude watermolens te zien. Ze torenen als donjons boven de oever uit. Wie waterkracht had, hoefde niet op de stoommachine te wachten om een industriële revolutie te starten. Via oude jaagpaden doorkruisen we Le Mans. Vroeger gebeurde veel transport over het water, maar de spoorweg heeft de scheepvaart vervangen. Op de Sarthe varen alleen nog plezierboten. De rivier krioelt van de vis.
Spijbelen op de fiets
Voorbij Le Mans keert de vooroorlogse plattelandsrust al gauw terug. Je zou haast fietsbanden om je schouders binden om beter bij het decor te passen. De stenen soldaat of obelisk op het dorpsplein herdenkt ‘les enfants morts pour la France’ in 1914-18. De zeldzame keren dat de grote geschiedenis hier doordrong, bracht ze kommer en kwel, maar tijdens de goede jaren merkte je het bestaan van de buitenwereld niet op. Als rijke Parijzenaar kon je je hier fijn verstoppen in je discrete kasteeltje.
Onder een staalblauwe hemel fiets ik langs bossen, velden, gehuchtjes en oude landhuizen. De zon zindert in het zenith, maar ik fiets in mijn eigen schaduw. Later op de namiddag begint ze frontaal op me in te beuken. Gelukkig zijn de velden hier afgezoomd met koele hagen, waar ik kan pauzeren. Een verbaasd paard komt mijn stalen ros inspecteren. De oude Franse uitdrukking voor spijbelen is faire l’école buissonnière: naar school gaan in het struikgewas. Spijbelen op de fiets voelt als een gestolen pleziertje. Eigenlijk wil je de Vélobuissonnière geheim houden als jouw private stukje Frankrijk.
Slapen in een anti-kasteel
Malicorne-sur-Sarthe zette zich in de achttiende eeuw op de kaart als centrum voor faience. In het dorpskasteel streken algauw adellijke hipsters neer die de Loirestreek so last century vonden. Wij overnachten op de andere rivieroever in een ‘tent pod’. Iets dat je kan omschrijven als een houten tent, of als een anti-kasteel. Als avondmaal eten we frieten met worst in de snackbar van de camping, op het terrasje naast de pingpongtafel. Leve de simpele geneugten van de fietsvakantie.
Op onze laatste fietsdag ruilen we de Maine, of het land van Le Mans, voor de Anjou, met als hoofdstad Angers. We verlaten de Sarthe, steken de laatste heuvels over en bereiken de rivier Loir in La Flêche. In het stadje is sinds Napoleons tijd het Prytanée National Militaire gevestigd, een prestigieus college van het Frans leger. Aan het machtige barokportaal wapperen dezelfde vers gestreken vlaggetjes als bij de oorlogsmonumenten in de dorpen.
Wat fietst daar door het struikgewas?
Voorbij La Flèche rijden we ruim dertig kilometer door een groene tunnel. Eerst trekt de voie verte een rechte lijn door het Forêt du Pugle. Wildroosters en omheiningen bakenen een jachtdomein af, waar je doorheen mag fietsen. Ook buiten het woud is de route ingekapseld door bomen en struiken. Tussen het gebladerte vang ik soms een glimp van een kerkdorp of kasteel op. In Baugé-en-Anjou bezoeken we het Hôtel-Dieu, waar zusters zieken verzorgden. Ze hielden de apotheek uit 1675 in gebruik tot de Tweede Wereldoorlog en lieten ze daarna onaangeroerd. Alle kruiken en flacons staan nog netjes in de rekken, zelfs met medicijnen erin.
In Le Vieil-Baugé pronkt de romaanse kerk met een gedraaide torenspits. Veroorzaakt door wervelstormen? Nee hoor:door de torenspits te laten draaien, toonden timmerlieden hun meesterschap. De metgezellen van de Tour de France, die Frankrijk rondreizen om overal bij vaklieden in de leer te gaan, leren nog altijd hoe je zo’n ‘clocher tors’ construeert.
Over de Tour gesproken: Saumur biedt, met zijn machtige Loirekasteel, een toeristisch plaatje zoals je dat kent van de uitzendingen van de Ronde van Frankrijk. De eindstreep van onze laatste etappe had niet mooier kunnen liggen. Maar toch heb ik op de oever van de Loire meteen heimwee naar het struikgewas.
3 historische weetjes uit Le Mans
1. Fundering overbodig
De Gallo-Romeinse omwalling omsloot in de vierde eeuw tien hectare stad. De muur heeft geen fundering, maar een vier meter brede basis en versmalt naar boven toe. Vijfhonderd meter stadswal is piekfijn bewaard en versierd met in geometrische patronen geschikte stenen.
2. Kerken in witte mantels
In de kathedraal werden in de 19de eeuw prachtig beschilderde gewelven ontdekt. Ze waren eeuwenlang weggestopt onder witte verf. Die ingreep berustte op een letterlijke lezing van de historische kronieken van Rodolfus Glaber, een monnik uit de elfde eeuw. Hij schreef dat de hele wereld zich in zijn tijd in een blanc manteau d’églises hulde. In werkelijkheid waren de kerken kleurrijk. Op heiligenbeelden in Le Mans zijn zeven à acht lagen verf aangetroffen.
3. Up! in de fotografie
In de oude stad heb je een huisje dat boven een steeg is gebouwd. In 1962 slenterde de driejarige Germaine met haar teddybeer door het straatje. Robert Doisneau fotografeerde haar en titelde zijn foto La maison qui volait. De huidige eigenaar van het vliegende huis zet altijd een teddybeer voor het venster. De knuffel wisselt ook geregeld van outfit.
Legendarisch: 24 uur fietsen in Le Mans
- Inwoners van Le Mans groeien op met de 24 uur van Le Mans zoals Vlamingen opgroeien met de Ronde van Vlaanderen. De race bestaat sinds 1923 en joeg de deelnemers in de beginjaren angst aan, omdat ’s nachts autorijden toen nog ongebruikelijk was. Drie piloten lossen elkaar 24 uur lang af en draaien zoveel mogelijk rondjes op het 13,626 km lange circuit. Jacky Ickx zegevierde maar liefst zes keer.
- In 1955 gebeurde tijdens de 24 uur de grootste ramp uit de geschiedenis van de autosport. De auto van Pierre Levegh vloog in het publiek, waarbij 82 toeschouwers en Levegh zelf om het leven kwamen. Intussen is de veiligheid ingrijpend verbeterd. Ieder jaar in juni is Le Mans een week in de ban van de 24 uur. De auto’s worden op maandag en dinsdag gekeurd op een plein in de stad en op vrijdag, na de kwalificaties, trekt de parade van de racers door de straten. De wedstrijd zelf start op zaterdag.
- Zin om te fietsen op het legendarische circuit? De 24 Heures Vélo trekt in augustus 3000 deelnemers. Schrijf je team al in de herfst in om te kunnen deelnemen.
Van dag tot dag in de Vélobuissonnière
Dag 1 Alençon - Beaumont-sur-Sarthe (69 km)
Pittige, mooi etappe door de heuvelachtige Alpes Mancelles, met dorpjes als Saint-Cénéri-le-Gérei en Saint-Léonard-des-Bois als topattracties. (829 hoogtemeters).
Dag 2 Beaumont - Malicorne-sur-Sarthe (94 km)
Het verstedelijkte gebied rond Le Mans en het dunbevolkte platteland wisselen elkaar af. De vallei van de Sarthe vormt de leidraad. (429 hoogtemeters).
Dag 3 Malicorne - Saumur (87 km)
Verlaat de Sarthe, steek de Loir over en bereik uiteindelijk de Loire in Saumur. Je fietst tientallen kilometers over vlakke, schaduwrijke voies vertes. (378 hoogtemeters).
Meer tijd nemen?
De geïllustreerde gids van de Vélobuissonnière deelt de route in 8 etappes, maar wij raden vijf fietsdagen aan. Onderbreek onze eerste, heuvelachtige fietsdag in Saint-Léonard-des-Bois en overnacht daarna in Beaumont-sur-Sarthe (km 69), Le Mans (km 115), La Flèche (km 180) en Saumur (± km 250). De fietsroute is bewegwijzerd.
Fietsverhuur
E-bikes en trekkingfietsen huren kan bij Il est Beaumont Vélo. Beaumont-sur-Sarthe heeft een station, maar je huurfiets laten vervoeren naar het startpunt en vanaf het eindpunt is de beste optie. Vraag er naar bij de verhuurder.