Toerskiën of sneeuwwandelen? Allebei!
De Mont Blanc is met zijn 4.808 meter hoogte de machtigste berg van West-Europa. De witte berg domineert het uitzicht in veel skigebieden. Dat zijn klinkende namen als Chamonix of Val Thorens, maar in de kleinere stations geniet je van de sneeuw en de bergen ver weg van de massa. In Val d’Arly of Combloux kan dat zelfs zonder één keer de skilift te nemen.
- Wandelen
- Uitstappen en vakanties
‘Nog één keer draaien en je bent boven.’ Terwijl ik opnieuw in de sneeuw ben gevallen, moedigt skimonitor Sylvain Lapraz me aan om nog een laatste conversion te maken, een scherpe bocht van ruim 90 graden. Dat lijkt een fluitje van een cent, maar op latten in de diepsneeuw en op een steile helling is dat een uitdaging. Draaien op toerski’s is klungelen, stel ik vast na een klim naar le Sommet de l’Espace Diamant. Hopla. Ik werp me haast letterlijk over de bergrand en beland met de elegantie van een olifant op een plateau.
Skiërs en wandelaars zitten hier rustig te picknicken met uitzicht op de Mont Blanc. ‘Slokje génépi’, vraagt Sylvain. Nee, bergkruidenlikeur hoeft even niet. Liever een flinke teug water. We hebben net enkele honderden hoogtemeters op eigen kracht overwonnen. Op ski’s zijn we naar boven geklommen terwijl hier op 2.069 meter drie skiliften bovenkomen. Goed gek? ‘Helemaal niet. Toerskiën wordt steeds populairder. Het is een mengeling tussen skiën, langlaufen en wandelen. En tegelijk een sportieve opwaardering van het skiën of boarden’, vertelt Sylvain.
Eén met de natuur
Enkele uren eerder zijn we naar een parkeerplaats aan de bosrand gereden. In the middle of nowhere stapten we uit en trokken onze skischoenen aan. Die lijken op gewone skischoenen, maar hebben een andere binding en als je een knop omdraait, kan je er makkelijker mee stappen. Opvallender is de toerski zelf. ‘Ze is wat korter en lichter. Elke kilo telt als je naar boven klautert’, legt Sylvain uit. ‘Vooral de binding is anders. Er is een bevestiging voor harschijzers. Die voorkomen dat je achter- of zijwaarts wegglijdt. En er zit ook een verstelbare stijghulp op: hoe steiler de klim, hoe hoger je hem zet.’
Ook stijgvellen zijn essentieel. Dat is een soort velcro met haartjes die in één richting opstaan. ‘Als je het op je skilatten kleeft, kan je ermee bergop lopen zonder te glijden. Vroeger bestonden die uit dierenhuiden, tegenwoordig zijn ze synthetisch.’ Veel meer uitleg komt er niet. Leren toerskiën doe je niet door te kwebbelen, maar al doende. Tot slot geeft Sylvain nog een laatste tip: ‘Trek je jas maar uit. Het is perfect als je bij de start net een beetje te koud hebt. Tijdens het stijgen krijg je het geheid warm’, grijnst hij.
En met die boodschap trekken we het bos in. De voorgaande nacht heeft het flink gesneeuwd en de takken van de bomen hangen stevig door. Als eersten trekken we sporen in het verse witte dons op de grond. We schuiven door een magisch wintertafereel en langzaam klimmen we de berg op. Het eerste stuk van de klim gaat zachtjes door een bos. Heel relax. Tot onze weg een stukje naar beneden gaat over een nauw pad. Dat is wennen, want chasse-neige (ploeg), dat lukt amper in de diepsneeuw.
En dan moeten we nog over een steile alpenweide. Daar leert Sylvain ons die beruchte conversion. ‘Als de helling steiler wordt, kan je niet meer frontaal bergop, maar gaan we zigzaggend klimmen. Bij elke haarspeldbocht moet je een platformpje maken waarop je je dalski kan zetten. Daarna moet je bergski ernaast placeren. De truc bestaat erin je knie ver genoeg naar achter te bewegen om het manoeuvre uit te voeren zonder dat de punt van je ski aan de helling blijft haken.’ Makkelijker gezegd dan gedaan.
Nu lijkt het misschien alsof toerskiën een enorm technische aangelegenheid is, maar dat valt nogal mee. Er bestaan toeren voor alle niveaus. En het grootste deel van de klim is het puur plezier: je glijdt voort in het midden van de winterse natuurpracht alsof het landschap van jou alleen is. Je lijkt één te worden met de besneeuwde bergen. Bovendien krijg je er een stevige work-out bovenop. Het is werken om de top – letterlijk dan – te bereiken. Maar wat een zalig gevoel om achteraf terug naar beneden te skiën. Alsof je de berg eigenhandig hebt getemd.
Dennen en sparren
Espace Diamant is een familiaal skigebied met 192 kilometer pistes tussen 1.000 en 2.069 meter. Dat is niet heel erg hoog, maar door de ligging tegen de Mont Blanc – die je haast overal ziet schitteren – is het gebied erg sneeuwzeker. Bovendien kom je hier in een erg gemoedelijke sfeer terecht. De dorpjes Flumet, Notre-Dame-de-Bellecombe en Crest-Voland vormen samen Val d’Arly. Daartoe hoort ook het idyllische La Giettaz, nog zo’n gezellig chaletdorpje. Dat maakt dan weer deel uit van het uitdagender skigebied Portes du Mont Blanc met 100 kilometer piste tussen 1.200 en 1.930 meter.
In Val d’Arly kan je perfect genieten van de winterse bergen zonder een skipas te hoeven kopen. Er zijn talloze wandelingen. Om niet te weg te zakken in een dikke laag kraakverse sneeuw of om niet uit te glijden op het ijs trekken we sneeuwschoenen aan, raquettes in het Frans. We vertrekken met monitor Vincent Grognux aan het skistation van Mont Rond, een gehucht boven Notre-Dame-de-Bellecombe. Algauw ligt de drukte van de pistes letterlijk en figuurlijk achter ons en kunnen we in het bos weer volop smullen van de natuur.
‘Ken je het verschil tussen een spar en een den’, vraagt Vincent. Voor ons lijken alle naaldbomen er hetzelfde uit te zien: nee dus. ‘Een spar is geen dennenboom en een dennenboom geen spar. Het verschil zit hem in de naalden. Je kan de dennenboom herkennen aan zijn lange, zachte naalden, terwijl de spar juist harde en korte naalden heeft.’ Onderweg vertelt Vincent het ene weetje na het andere. ‘Met denappels kan je het weer voorspellen: als er nog veel in de bomen hangen, is dat een indicatie voor een milde winter met weinig sneeuw.’
De geboren en getogen Savoyard wijst ook de boerderij van zijn grootouders aan en vertelt over het leven in de bergen in lang vervlogen tijden. ‘Wist je dat lopen op raquettes of toerskiën eeuwenoud is? Toen er nog geen tractoren en vrachtwagens waren, was het veel handiger om lange afstanden in de sneeuw af te leggen. Bergaf kon je de lading makkelijk laten glijden. Brandhout en hooi werden bijvoorbeeld vooral in de winter van de berg naar het dal verstouwd met een slee.’
‘De mensen stonden toen ook heel anders in het leven. Kijk maar naar deze oude chalet. De dieren kregen het beste gedeelte, vooraan. De mensen woonden achteraan. En hun waardevolle spullen? Die kregen een plekje in de schuur, denk maar aan een trouwkleed of gedroogd vlees. Koud moeten ze het ook vaak hebben gehad. En toen dronken ze een teug génépi. Maar dat doen we nog altijd’, lacht Vincent terwijl hij zijn flacon met sterkedrank voor ons bovenhaalt.
Vliegveld voor vip’s
Terug in het dal ontmoeten we Florent Perrin van Le Toî du Monde, een schuur uit 1886, maar helemaal gerenoveerd en omgebouwd tot eco-gîte met restaurant. ‘Toen mijn grootmoeder ‘Mémé Olga’ stierf, heb ik mijn baan als ingenieur opgezegd en ben naar hier teruggekeerd, de plek van mijn jeugd. Het leven gaat hier wat trager. In Val d’Arly zit slow tourism in onze genen. We kiezen hier voor een menselijke en duurzame aanpak, ver weg van de toeristische industrie.’
De schuur van Mémé Olga is een prachtig houten gebouw met schrijnwerk vol dikke balken en spanten. Vanuit de zaal heb je een inkijk in de keuken en krijg je een geweldig uitzicht op de Mont Blanc. In het dak zitten grote ramen, waardoor het licht rijkelijk binnen valt. Dé blikvanger is de gigantische houten schoorsteen, ‘zo’n fumoir is typisch voor de streek. Daarin werden en worden nog altijd hammen gedroogd, sommige tot wel een jaar. Ik geloof in terroirproducten’, vertelt Florent nog. ‘We proberen zo veel mogelijk lokaal aan te kopen of, beter nog, zelf te verbouwen in onze moestuin.’
Le Toî du Monde ligt haast op de grens tussen de departementen Savoie en Haute Savoie. Het volgende dorp in de vallei van de Arly is Megève, ook authentiek, maar dan chique. Het skistation kent er een lange geschiedenis. Aan het begin van de twintigste eeuw wilde Noémie de Rothshild er ‘het Franse Sankt Moritz’ van maken. Er kwamen statige hotels en de barones kon de Franse spoorwegen overtuigen om een spoorlijn tot in het nabijgelegen Saint-Gervais-les-Bains aan te leggen.
‘In de jaren twintig blies de internationale jetset hier verzamelen, met onder anderen jullie koning Albert I. Tot in de seventies was dit the place te be. Later heeft Courchevel ons naar de kroon gestoken’, vertelt Julien Chenal. De lokale gids neemt ons mee op een rakettenwandeling rondom het vliegveld van Megève. Af en toe landt er een klein toestel op een strook land in het bos. ‘Je moet eens goed op hun onderstel letten: er zitten geen wielen onder, maar wel skilatten. De fine-fleur komt hier nog altijd op wintersportvakantie en in haar kielzog de bourgeoisie. Maar dan vooral om echt te genieten van de winter, met wat minder lange en minder hoge pistes, maar vooral minder blingbling.’
Met Julien volgen we niet de sporen van de vips, maar wel die van dieren. ‘Onlangs heb ik vijf wolven gespot. Een fantastische ervaring, maar zeer uitzonderlijk. En ook al kan je de dieren niet zien, ze zijn hier overal aanwezig.’ De gids toont ons achtereenvolgens de sporen van een muis, eekhoorn, vos, haas en zelfs van een hermelijn. ‘Ah, en kijk daar, op de rotsen, zie je die donkere stippen? Dat zijn steenbokken.’ Julien geeft ons zijn verrekijker door en dan kunnen we de majestueuze dieren aanschouwen. Ze lijken wat op geiten, maar dan veel potiger. En met indrukwekkende hoorns op hun kop.
Hard labeur
Een verrekijker hebben we niet nodig om de dieren te bekijken van de Ferme les Montagnards in Combloux. ‘In de winter staan al onze melkkoeien hier in de stal’, vertelt boerin Delphine Socquet. ‘Maar ze hebben toch veel vrijheid. Ze beslissen bijvoorbeeld zelf wanneer ze gemolken willen worden en lopen op eigen initiatief naar de melkrobot. Vanaf midden mei verhuizen de dieren naar buiten om op de alpenweiden te grazen. Door hun specifieke dieet met streekeigen grassen krijgt hun melk en dus ook hun kaas hun specifieke smaak.’ In de boerderijwinkel verkoopt Delphine niet alleen zuivel, maar ook charcuterie van haar varkens en regionale producten van andere streekproducenten.
De dieren van la Ferme des Montagnards beseffen het ongetwijfeld niet, maar ze genieten van een prachtig uitzicht op de Mont Blanc. Dat de top boven de andere bergen uitsteekt, heeft alles te maken met zijn geologische samenstelling. Hij bestaat uit het harde gesteente graniet, legt Siméon Laurenzio uit. Hij behoort tot de vierde generatie van de gelijknamige graniterie in Combloux. ‘In de laatste ijstijd lag hier een enorme gletsjer, toen die zich 15.000 jaar geleden terugtrok, bleven talloze granietblokken achter. Halfweg de negentiende eeuw vestigden zich hier tientallen granitiers, vooral uit Italië. Wij zijn als enigen overgebleven.’
Langs een wandelpad door het bos kan je de geschiedenis van de granietwinning in Combloux ontdekken. Onderweg kom je een aantal grillige rotsblokken tegen en ook de overblijfselen van oude steengroeven: lieren, glijbanen, toegangshellingen… Themapanelen vertellen meer over de harde stiel van het granietkappen. In het atelier van Laurenzio zie je hoe enorme rotsblokken ondertussen machinaal worden gekapt en gesneden om uiteindelijk te transformeren in grafstenen, bruggen, molenstenen, werkbladen en zelfs badkuipen of wc-potten. ‘Dat laatste was een geintje voor mijn eigen huis’, lacht Siméon. En ook al kan hij rekenen op de nieuwste technologie, steenkappen blijft hard labeur, zoveel is duidelijk.
Lekkers uit de Savoie
In Frankrijk is kaas niet zomaar kaas. Elke streek heeft haar eigen AOP-kwaliteitslabel (appellation d’origine controlée). In de Savoie en de Haute Savoie zijn dat de reblochon, beaufort en abondance van koeienmelk, en de chevrotin van geitenmelk. Daarnaast is er een IGP-keurmerk (indication géographique protégée) voor de tomme en raclette de Savoie. Het zijn beschermde producten die je alleen mag maken van melk van de koeienrassen tarine, abondance en montbéliarde, en die mogen alleen grazen in specifieke valleien met typische grassen en kruiden die de melk en de kaas hun uitzonderlijke smaak geven.
De Coopérative Fruitière du Val d’Arly in Flumet verenigt al sinds 1969 de melkboeren uit de streek, vertelt communicatieverantwoordelijke Coralie Le Moal. ‘Ze wilden de eeuwenoude kennis van het kaas maken van hun voorouders bewaren en hun producten rechtstreeks aan de man brengen. In de winkel bij onze kaasmakerij in Flumet kan je niet alleen zuivelproducten kopen, maar ook lokale wijn, bier, charcuterie en vlees.’
Het is duidelijk dat kaasfondue, raclette, tartiflette en croziflette (de variant met pasta) in veel restaurants bovenaan de kaart staan. Een minder bekende traditionele specialiteit is de farcement, een typisch zondags gerecht. Voor het gezin naar de mis vertrok, stak de vrouw des huizes een speciale, hoge vorm in de oven met een mengsel van geraspte aardappels, spek, gedroogde pruimen en rozijnen. Die moest een paar uur in de oven en tegen de tijd dat iedereen terug thuis was, kon iedereen van de bijzondere taart genieten. Nog altijd heeft elke familie haar eigen recept.
Kerken kijken
Voor het bergtoerisme zijn intrede deed in de Franse Alpen, woonden er vooral arme drommels. In de wintermaanden verlieten de mannen hun ondergesneeuwde bergen om elders geld te verdienen. De centen die ze over hadden, schonken ze aan de kerk. Aan de buitenkant zien de kerken in de Savoie en de Haute Savoie er meestal sober uit, binnenin kan je prachtige barokke pareltjes vinden met polychroom en verguld houtsnijwerk.
‘Het is niet zo vreemd dat die kunststijl hier zo’n opgang maakte. Genève is de belangrijkste metropool van de regio en was een calvinistisch bolwerk. De katholieke hervorming die op de protestantse reformatie volgde, gedijde goed en dat zie je nog altijd, zeker aan de barokke altaren en het vergulde Italiaanse houtsnijwerk, zoals in onze prachtige église Saint-Nicolas van Combloux’, vertelt dorpsgids Henri Mollier, lokale boerenzoon en onderwijzer op rust. Vooral de schattige engelengezichtjes maken indruk op ons.
Als je voor de hallenkerk Saint-Théodule in het oud-middeleeuwse dorp Flumet staat, moet je goed kijken naar de vorm. Vreemd genoeg is de kerk niet symmetrisch. Volgens de legende heeft Napoleon een beuk van de kerk laten slopen. Toen hij na zijn ballingschap uit Elba terugkeerde, marcheerde hij met olifanten richting Parijs en had hij plaats nodig. Binnen is dat knap opgelost met trompe-l’oeilschilderingen. Beslist een ommetje waard is het hoger gelegen Saint-Nicolas-la-Chapelle. Als je door het authentieke gehuchtje slentert, overvalt je een hemelse rust. In de kapel waan je je meer in het paradijs dan op aarde.