Trektocht op Corsica
Van Napoleon wordt vaak beweerd dat hij ‘zijn’ eiland al van op grote afstand kon ruiken. Wie ooit zelf de intensieve geurencocktail van het Corsicaanse maquis heeft opgesnoven, verbaast dat vermoedelijk niet eens. Een trektocht op de Mare e Monti biedt daartoe een prima gelegenheid.
- Wandelen
We ploffen onze rugzakken neer op de Bocca u Corsu-bergpas en werpen een laatste blik op Calenzana. Pastelkleurige huizen, een stoere klokkentoren, olijfboomgaarden, ingebed in een surrealistische omgeving. Aan de ene kant besneeuwde bergen, die ons doen rillen van de kou, aan de andere kant de turkooise baai van Calvi, waarin we zo een duik zouden willen nemen.
Geluidloos glijdt een gele veerboot de baai uit richting het Franse vasteland. Een lome bries waait flarden van dorpsgeluiden omhoog. Klokkengelui, hondengeblaf, het geknetter van een brommertje. Om ons heen explodeert de natuur. Grote cistusrozen wedijveren met tapijten van affodil en heidebrem. Een symfonie van roze, wit en geel. Het ruikt naar mirte en jeneverbes, lavendel en rozemarijn. Een cocktail van honing, peper en hars.
Strijd tegen de ontvolking
‘Het maquis is het terrein van de Corsicaanse herders en van iedereen die met de wet in aanvaring is gekomen’, schreef Prosper Mérimée in 1829 in zijn roman Mateo Falcone. Dat waren natuurlijk andere tijden. De bandieten die de schrijver bezong, zijn min of meer uitgestorven. De brave herders ook.
Wat overbleef zijn de sentiers de transhumance, de prachtige paden waarover de herders eeuwenlang met hun kuddes naar de zomerweiden trokken. Dat ze nog bestaan, is de verdienste van het Parc Naturel Régional de Corse, het Corsicaanse natuurpark. Het park beslaat een oppervlakte van 3.505 vierkante kilometer, veertig procent van het eiland. Binnen de grenzen ervan liggen ook vele bergdorpen. En dat is geen toeval.
Bij de oprichting van het park in 1972 liepen de bergdorpen leeg, schaapskooien vervielen en herderspaden verwilderden. De totale désertification - of ontvolking - van het binnenland dreigde. De economische heropleving van de bergdorpen behoort dan ook, naast natuurbescherming, tot de hoofddoelstellingen van het natuurpark. Om die te realiseren werd veel geïnvesteerd in de herwaardering van traditionele ambachten en producten en de restauratie van het architectonische erfgoed.
Om de berg dorpen nieuw leven in te blazen werd ook het wandel toerisme ontwikkeld. Een net van 1.500 kilometer wandelwegen werd aangelegd, daaronder diverse langeafstandswandelpaden, die het park in alle richtingen doorkruisen. De GR 20 is de bekendste.
De 195 kilometer lange route, die dwars over het eiland loopt, is echter een alpiene tocht, voorbehouden aan ervaren bergwandelaars met een uitstekende conditie.
En laat ons eerlijk zijn: ook met kinderen begin je er liever niet aan. Waarom zou je ook?
De Mare e Monti biedt immers een prachtig alternatief. De naam van deze route, die door het noordwesten van Corsica slingert, betekent ‘Zee en Bergen’.
En dat kan je letterlijk nemen: de route balanceert voortdurend tussen de hoge bergen in het binnenland en de wilde westkust, 128 kilometer lang.
Ook met kinderen is de route haalbaar, als ze over wat bergwandelervaring beschikken.
Wie de tocht te lang vindt, kan er de mooiste etappes uitpikken en die met behulp van het openbaar vervoer aaneenbreien.
En nog een argument om je kroost over de streep te trekken: onderweg kom je niet zelden langs stranden of riviertjes met heerlijke poelen, die voor afkoeling zorgen.
Schedels als verkeersborden
Vooral de vallei van de Fango telt heel wat van deze natuurlijke zwembaden, door de rivier uitgeslepen in de harde rotsen. Een eldorado voor waterratten als Maikel (14) en Kim (12).
Uitgelaten klauteren ze over de rotsen en springen in het kristalheldere water. Wat verderop ontdekken ze een natuurlijke glijbaan. En later moet ook nog een dam worden gebouwd…
Het pad slingert tussen jeneverbessen, boomheide en mirtestruiken. Hagedissen zonnen op de rode ryolietrotsen en verdwijnen ritselend in het struikgewas.
Net zoals eeuwen geleden, toen herders hier met hun geiten langsliepen, op weg naar de bergweiden in de Niolu.
Later klimt het pad geleidelijk boven de vallei uit en voert door het dichte struikgewas richting Galéria.
Achter ons verrijst de besneeuwde piramide van de Paglia Orba, de ‘Matterhorn van Corsica’.
Op het pad liggen een paar botten, verderop liggen er nog meer. Een zachte bries voert een verdachte zoete geur aan. De geur des doods.
‘Daar!’ Een tiental meter boven het pad heeft Maikel het kadaver ontdekt: een kalf. Het skelet is nog vrij intact, het vel ook, de rest is door allerlei beesten opgepeuzeld. Ik wil er graag meteen vandoor. Maar Maikel – hij wil arts worden – is niet te houden. Als een volleerd forensisch patholoog documenteert hij alles met de camera.
Pas wanneer hij met zijn werkzaamheden klaar is, kunnen we verder. In de loop van de tocht krijgt hij nog heel wat studiemateriaal voor de lens. Ribben, kaakbenen, schouderbladen en schedels. Veel schedels: sommige schoppen het postuum nog tot wegmarkering. Aan een boom genageld, streepje verf erover en klaar is kees.
Marathonman
In Galéria wordt het menens. Hier begint de ‘koningsetappe’. Het is de mooiste, maar ook de zwaarste. In de dichtbegroeide Tavulaghiuvallei krijgen we af te rekenen met verraderlijke doornen en een extreem hoge, bijna tropische luchtvochtigheid. Dan volgt een lange, steile klim tot op de graat. Veel tijd om te genieten van het fenomenale uitzicht op de omringende baaien, de roze ryolietrotsen van het schiereiland Scandola en het vissersdorp Girolata is er niet.
De blik richting binnenland voorspelt niet veel goeds. Boven het massief van de Monte Cinto is de hemel inktzwart. In de verte rommelt de donder al. En dat betekent: biezen pakken, want bij onweer wil je niet echt op zo’n graat toeven.
Maar wel in Girolata: een dot van een vissersdorp, bekroond met de ruïne van een vesting. Het fort maakte ooit deel uit van de torregiana, een net van wachttorens opgericht door de Genuezen rond de kust van Corsica. Door vuren te ontsteken konden de torenwachters met elkaar communiceren. Zo verspreidde bijvoorbeeld het nieuws over de nadering van piraten zich ‘als een lopend vuurtje’ over het eiland.
Een handvol huizen schaart zich rond de turkooizen baai, waarop sneeuwwitte zeilboten en motorjachten dobberen. Op mooie zomerdagen lijkt Girolata net een populair bedevaartsoord. Maar in de winter daalt een diepe rust neer over het dorp, dat maar een dozijn vaste bewoners telt. Het gros leeft van de visvangst. Zee- en goudbrasem, barracuda, kreeft… Dat was niet altijd zo. ‘Oorspronkelijk werd Girolata alleen door herders bewoond. De herders overwinterden hier en trokken in de lente naar de bergweiden.’
Guy Ceccaldi was postbode en wandelde iedere dag een stevig pad om brieven te bezorgen.
Aan het woord is Charles Teillet, de waard van de gîte d’étape Le Cormoran Voyageur. Zijn grootvader was de eerste visser in Girolata. Hij kwam aan in 1910. Net als toen bereik je Girolata alleen per boot of te voet via een stenig muilezelpad vanaf de Col de la Croix. De ‘weg van de postbode’ herinnert aan Guy Ceccaldi.
De pezige Corsicaan was postbode, maar niet zomaar een postbode. ‘Guy was een levende legende’, zegt Charles. Dertig jaar lang bracht hij goed en slecht nieuws naar het dorp.
‘Vanuit Partinello tufte hij met zijn brommertje naar de Col de la Croix, dan daalde hij te voet af naar Girolata, elke dag opnieuw, bij weer en ontij.’ Voor de heenweg had hij veertig minuten nodig, voor de terugweg anderhalf uur. Een prestatie die hem al snel de bijnaam ‘marathonman’ opleverde. Alleen om grote pakketten af te leveren nam hij de boot of werd hij begeleid door Tchou-Tchou, de ‘ezel voor speciale missies’.
Architectonische pareltjes
We verlaten de kust en dringen het binnenland in. Piepkleine bergdorpen schuiven voorbij. Curzu bijvoorbeeld. Een handvol huizen, verbonden door nauwe steegjes en trapjes. Een kerkje en een gîte d’étape. Een kerkhof met pompeuze witte graven. Zelfs na de dood behoudt de Corsicaan zijn trots. Een zijpaadje leidt naar het spookdorp Pinetu, al honderd jaar verlaten en vergeten. Begraven door het maquis.
Later op de dag schuiven we in L’Alivu, de gîte d’étape van Serriera, aan voor het avondeten. Het eetzaaltje met ruwe stenen muren, zware houten banken en decente verlichting straalt warmte en gezelligheid uit. In het midden ervan is een oliemolen geïntegreerd. ‘Een van de laatste drie intacte exemplaren van Corsica’, verraadt herbergierster Régine Luccioni zichtbaar trots.
Langs de Mare e Monti wachten nog meer architectonische verrassingen.
Op weg naar Ota ontdekken we tussen de kastanjebomen een gerestaureerde rataghju. In deze schuurtjes werden vroeger kastanjes gedroogd op een lattenrooster boven een houtvuur.
In de Gorges de Spelunca, de fraaie kloof tussen Ota en Evisa, trekken Genuese boogbruggen onze aandacht.
De vijftiende-eeuwse Ponte Vechju, aan het begin van de kloof, is misschien wel de mooiste van het eiland. De pas gerestaureerde Pont de Zaglia (1745) ligt wat verderop, verscholen in het bos.
Ook het met grote stenen geplaveide muilezelpad door de kloof is een pareltje. Geen wonder: ooit was dit een van de hoofdverkeerswegen van het eiland.
Herders uit Porto trokken over het pad met hun geiten naar de zomerweiden in de Niolu.
Muilezels sjokten met kaas, kastanjemeel en vleeswaren vanuit Evisa of met dennenhout uit het Forêt d'Aitone naar de kust omlaag. Olijfolie, zout en vis gingen in de omgekeerde richting.
Spookdorp vol slingerplanten
Evisa is nog zo’n lekker ouderwets bergdorp, omringd door een zee van kastanjebomen. De tamme kastanje, geïntroduceerd door de Genuezen, was ooit de broodboom van de Corsicaan.
Kastanjemeel was de grondstof voor bakwaren en pulenta (kastanjepuree). Kastanjes dienden als varkensvoer en de schillen van de gedroogde vruchten als brandstof. Van het hout werden meubels gemaakt. Niets ging verloren.
Op weg naar Marignana duikt tussen het gebladerte alweer een spookdorp op. U Tassu, ooit een belangrijk verkeerscentrum, werd bij de aanleg van de D24 door de wegenbouwers ‘vergeten’.
De laatste bewoner stierf in 1935. Slingerplanten hebben de muren in bezit genomen, uit de ramen groeien wilde vijgenbomen. ‘In de kerktoren hangt nog een klok’, merkt Maikel op.
De kerk is het enige gebouw dat intact lijkt. Navraag leert dat ze recent door vrijwilligers van de culturele vereniging Associu Scopre is gerestaureerd. ‘Voortaan vindt zelfs elk jaar op 29 juni weer een eredienst plaats’, vertelt Paul Ceccaldi.
De voorzitter van Associu Scopre runt ook de gîte d’étape in het nabije Marignana. Ook hier liet de ontvolking sporen achter. ‘Een eeuw geleden woonden hier nog 1.100 mensen’, legt hij uit, ‘vandaag amper 100.’ De kerk en het kerkhof lijken veel te groot. De meeste huizen, die tegen de steile bergflank kleven en door loopbruggen met de weg zijn verbonden, staan buiten de zomer leeg.
De terrasvormig aangelegde tuinen zijn verwilderd. Zelfs de eeuwenoude kastanjebomen rond het dorp, ooit een bron van welvaart, zien er niet vrolijk uit. Velen lijden onder een schimmelinfectie, andere zijn al lang dood. De knokige takken herinneren aan skeletten.
Toen waren ze nog met zeven Een gedenkplaat in Marignana herinnert aan de leden van de geheime missie Pearl Harbor, die op een koude decembernacht in 1942 stiekem door de duikboot Casabianca in een inham bij Cargèse werden afgezet. Later werden ze door de bewoners van Marignana voor de Duitse en Italiaanse bezetters verborgen. De mannen, die de grondslag voor de Corsicaanse verzetsbeweging zouden leggen, trokken indertijd (in de omgekeerde richting) over dezelfde afgesleten, eenzame hoogten, waar de mens al lang heeft gecapituleerd.
We rusten in de schaduw van een vervallen rataghju en genieten bij de ruïnes van de Bergeries de Casta van het uitzicht op de kust. In het Riognadal herinneren mijngangen en stortplaatsen aan de ter ziele gegane kopermijnbouw. E Case ontvangt ons met ruwe stapelbedden en primitieve hurktoiletten. Maar het uitzicht op de baai van Pero maakt veel goed.
Er blijven nog 7 inwoners over van wat ooit een bloeiende gemeenschap was.
De gîte d’étape is al wat rest van alweer een verdwenen dorp. ‘Het huis was vroeger van mijn overgrootvader’, verklaart Lucien Charrol. Iedere dag rijdt de waard, in het dagelijkse leven imker in het nabije dorp Revinda, met de quad op en neer tussen zijn woonplaats en E Case.
Zijn bijenkorven staan aan de rand van Revinda, ooit een bloeiende gemeenschap met driehonderd inwoners.
‘Een eeuw geleden telde het schooltje nog 42 leerlingen’, vertelt Lucien. De school is natuurlijk al lang verdwenen, net als de meeste inwoners. ‘Vandaag zijn we nog met zeven’, grijnst hij. Ook zijn vrouw is weg. ‘Zij zag het eenzame leven in de bergen niet meer zitten.’
Dorp van de Grieken
Na een lange tocht door het Esignadal en een laatste pittige klim duikt tussen het gebladerte het einddoel op: Cargèse. Een gezellig badplaatsje, dat bekend staat als het ‘dorp van de Grieken’. Een groot deel van de inwoners stamt immers af van Griekse immigranten, die in de zeventiende eeuw voor de Turkse bezetters op de vlucht sloegen. Op Corsica werden ze door de Genuese heersers met open armen ontvangen. De Griekse invloed is nog altijd tastbaar aanwezig. Overal kom je de Griekse kleuren tegen: blauw en wit.
De Griekse tradities worden in ere gehouden en de Grieks-orthodoxe kerk met haar prachtige interieur is de trots van de gemeenschap. Vanaf het balkon in het Hôtel Le Saint-Jean genieten we van de zonsondergang over het nabije Omignaschiereiland, bewaakt door een Genuese toren. De mezzogiorno, de koele zeewind, voert de zilte, scherpe geur van zout aan. Later op de avond neemt de terranu het over, die brengt vertrouwde geuren uit het binnenland. Struikheide en mirte, tijm en jeneverbes. Honigzoet en kruidig. Met een harsachtige noot van de mastiekboom.
De bijen van Calenzana
Rond Calenzana hebben imkers nog altijd hun bijenkorven opgesteld. De lokale honing is een begrip. Indien nodig werden de bijen vroeger echter ook als wapen ingezet. Toen de eilanders tegen de Genuese bezetters in opstand kwamen, riep Genua de hulp in van Keizer Karel VI en het keizerlijke Oostenrijkse leger. Zo landden op 14 januari 1732 in Calvi 800 Duitse huurlingen en rukten op naar Calenzana, een van de verzetshaarden. Ze zouden die Corsicaanse boertjes wel eens even op hun nummer zetten. De situatie leek hopeloos voor Calenzana, tot een imker met een eenvoudig, maar briljant idee op de proppen kwam.
Hij bracht zijn bijenkorven naar het dorp en verzocht de dorpelingen ze op de vensterbanken te plaatsen. Toen de vijand nietsvermoedend het dorp binnensloop, werd hij gebombardeerd met bijenkorven. De geïrriteerde insecten veroorzaakten paniek onder de aanvallers, die er halsoverkop vandoor gingen. De achtergelaten wapens werden door de dorpelingen ingezameld en prompt ingezet.
Aan de toren van de Église Saint-Blaise in Calenzana herinnert een gedenkplaat aan de ‘500 duitsers die in dienst van de Genuezen het leven lieten.’ De huurlingen werden begraven op het Campu Santu di i Tedeschi (kerkhof van de duitsers) achter de kerk.
Tekst en foto’s Erik Van de Perre
Dit artikel is verschenen in februari 2015.
- Le Calenzana: hier strijken ook de dorpsbewoners graag neer voor een portie lamsvlees, geroosterd boven een houtvuur. Cours Saint-Blaise 7, Calenzana.
- Bar Royal: een prima plek voor het ontbijt aan de voet van de kerk. Place de l’Église, Calenzana.
- A Volta: vanaf het terras kijk je uit over de haven en het eten is uitstekend – wat wil je meer? Place de l’Église latine, Cargèse. www.a-volta.com
Onderweg overnacht je in gîtes d’étape. Die bieden eenvoudige kamertjes voor vier tot zes personen. Denk aan een lakenzak/dunne slaapzak, dekens zijn meestal beschikbaar. Een overnachting met halfpension kost € 38 à 45 per persoon.
- Gîte d’étape municipal: eenvoudige vierpersoonskamers met bad en trekkerskeuken, geen maaltijdverkoop. Route de Calvi, Calenzana.
- Auberge de la Forêt de Bonifatu: hotelkamers, trekkershutten en een lommerrijke camping. Forêt de Bonifatu, Calenzana. www.aubergeforet-bonifatu.com
- L’Alzelli: heerlijk gelegen aan de oever van de Fango. Tuarelli, Galéria.
- L’étape marine: de kapiteinsdochter Céline verwelkomt je in een gezellige, ontspannen sfeer. Ook het eten is superlekker. Route de Calca, Galéria, www.gite-etape-corse.com
- Le Cormoran Voyageur: bijna alles wat op tafel komt, komt voort uit biologische productie – de jam is eigengemaakt en de goudbrasem zwom ’s ochtends nog in de baai van Girolata. Girolata.
- L’Alivi: kraakheldere kamertjes en een gezellige eetzaal met een fraai geïntegreerde oliemolen. Serriera. www.alivi.fr
- Chez Félix: knusse kamers en lekkere Corsicaanse specialiteiten bereid volgens geheime familierecepten. Piazza Alla Pietra, Ota. www.gite-chez-felix.com
- Ustaria di a Rota: alleen de zonsondergang is al een omweg waard! Marignana. www.ustariadiarota.fr
- E Case: het gebrek aan comfort en stroom (zaklamp meenemen!) wordt gecompenseerd door het heerlijke uitzicht op de kust. Revinda.
- Hôtel Le Saint-Jean: klein, gezinsvriendelijk hotel aan het einde van de tocht. Vraag naar een kamer met uitzicht op de baai. Place St-Jean, Cargèse. www.lesaintjean.com
- Scandola: op het wilde schiereiland, dat op de lijst van Unesco Werelderfgoed staat, vinden zeldzame vogels zoals de visarend een refugium. Je kan er met de boot heen vanuit Galéria (www.visitescandola.com) en Girolata (www.yaka-girolata.com)
- U Tassu: overwoekerd spookdorp, dat sinds 80 jaar verlaten is.
- Église Grecque: bekijk in de orthodoxe kerk van Cargèse zeker de mooie iconostase en fresco’s.