Op de Via Limburgica
De Camino, de legendarische wandeltocht met eindbestemming Santiago de Compostela in het noordwesten van Spanje, bestaat niet zoals vaak gedacht uit één route, maar uit een kluwen van pelgrimspaden doorheen Europa. Zelfs ons land kent niet één maar zeven verschillende via’s en de Via Limburgica is er eentje van.
- Wandelen
Op bedevaart gaan? In mijn kinderoren klonk het als iets mythisch. Want hoewel ik destijds een hartgrondige hekel had aan wandelen, geloofde ik stellig in boetedoening voor je zonden. Het oog met ‘God ziet mij’, dat me van op het schilderij in de woonkamer van mijn grootouders aanstaarde, boezemde me zoveel angst in dat ik nooit alleen in die kamer bleef. Zelfs niet tijdens een spelletje verstoppertje… De met wijwater gevulde Mariabeeldjes en bedelarmbandjes die moeke meebracht uit Lourdes zorgden er dan weer voor dat ik me De Grot eerder voorstelde als de grot van Alibaba dan als een plaats om te bidden. Mijn eerste echte bedevaart, als tiener naar Scherpenheuvel, liet geen blijvende indruk na, op je de kraampjes met fluo smileys na. Hoofdstuk bedevaart afgesloten, denk je dan. Maar ik groeide op, ging op de een of andere manier van wandelen houden en las een boek over de Camino. Een boek dat in m’n hoofd kroop en me niet meer losliet.
Voorbereiding is key
Ik schafte mezelf een rugzak, wandelstokken en stevige stappers aan en vroeg bij het Vlaams Compostela genootschap een stempelboekje aan. Klaar is Kees/Kelly. Fysieke en mentale voorbereiding? Oeps, moest dat dan?
Op naar Thorn, het beginpunt van de Via Limburgica, net over de grens met Nederland. In het oude abdijstadje met z’n schattige witte huisjes en smalle, gekasseide straatjes hopen we op het laatste nippertje nog een Jakobsschelp voor onze rugzak te vinden. Zei ik al dat we niet zo goed voorbereid zijn? De man in de vroegere abdijkerk St-Michaël rommelt wat verveeld in een lade en besluit dan dat we beter eens in het VVV-kantoor kunnen proberen.
Ook daar krijgen we geen schelp te pakken, maar drukt de welwillende medewerkster wel de eerste stempel in ons stempelboekje. ‘Lang geleden dat we nog pelgrims over de vloer kregen, ik wens jullie een goede tocht’, wuift ze ons opgewekt uit. Hoewel de Jakobsweg Nieumeghen uit Nederland hier aansluit op de Via Limburgica, stroomt het hier duidelijk niet over van de pelgrims. Toch komen we enkele honderden meters verder al een schattige kapel tegen, gewijd aan St. Jacobus met een briefje 'Voor wandelaars naar Santiago is er een stempel beschikbaar in het huis achter de kapel.’ Het is middag, we zijn amper een half uur op pad en hebben al twee stempels gescoord. Ik ben als een kind zo blij.
Op naar Compostela!
Ondanks het gewicht van mijn rugzak en de regen bij de start, is mijn humeur niet te bederven. Het geeft me een goed gevoel, zo eindelijk op padzijn. Als een groepje wandelaars vraagt waar we naartoe gaan, roep ik vrolijk: ‘Compostela, natuurlijk!’ Dat het waarschijnlijk duurt tot ik zestig ben, vermeld ik er lekker niet bij. De route gaat over van verharde weg in zand en ik focus me op het verschil in gevoel;op onverharde paadjes moet ik meer uitkijken waar ik stap, maar het dempt mijn voetstappen en loopt soepeler. Ook het landschap rondom me verandert voortdurend, van kneuterige dorpsgezichten tot uitgestrekte velden. Op een bankje met zicht op de Maasplassen, ontstaan door de jarenlange grindwinning in de streek, tover ik een knabbeltje uit m’n rugzak. Gelukkig voor mijn hongerige compagnon de route heb ik ook voor hem wat meegebracht. Het doet deugd even die rugzak neer te zetten, ook al zijn we nog niet lang op pad.
Voorbij jachthaven de Spaanjerd - ook ooit een grindwinning - en de idyllische Mynekomplas volgen we de route tot aan de Sint-Annakerk van Aldeneik, waar de heilige zussen Harlindis en Relindis in de 8ste eeuw een benedictinessenabdij stichtten. Voor hun relieken moeten we nog een eindje verder naar de Maaseikse Catharinakerk. Hier hopen we ook de Codex Eyckensis, het oudste boek van de Lage Landen, te bewonderen. Slechte timing, want het boek is voor onderzoek uitgeleend aan de KU Leuven. Op het centrale plein van Maaseik wijst de wegwijzerboom ons de weg naar Compostela. Ha, nog maar een luttele 2311 km te gaan, dus ploffen we eerst maar dorstig neer op een van de uitnodigende terrasjes. Wanneer we de St-Jakobskerk willen bezoeken waar vroeger de pelgrims werden opgevangen, blijkt die net gesloten. Te lang getreuzeld!
In het regionale bedevaartsoord Heppeneert met zijn Sint-Getrudiskerk is het winkeltje met allerlei religieuze beeldjes nog wel open. De jakobsschelpen zijn uitverkocht, maar we krijgen wel een stempel en hopelijk ook de zegen van St-Gertrudis, patrones van de reizigers. De vermoeidheid speelt ons stilaan parten. Daarom nemen we de in onze gids aangeduide afkorting door Elen, laten de wauwelbank (wauwelen = gezellig met elkaar praten) en het kasteel van Sipernau links liggen en strompelen verder tot onze B&B voor de nacht. Het geplande aantal kilometers voor deze namiddag was minder dan 15, terwijl we er net geen 20 op de teller hebben staan. Rekenen was nooit mijn sterkste vak.
Juich niet te vroeg
Onze batterijen zijn opgeladen en we beginnen vol frisse moed aan de dag in het bosreservaat Platte Lindeberg, waar de steile rand van het Kempisch Plateau van noord naar zuid door het landschap snijdt. We pikken in op de wandeling van het Nationaal Park Hoge Kempen en ruilen de vertrouwde jakobspijltjes tijdelijk in voor wolfspootjes. Vandaag wandelen we beduidend meer door natuurgebied, waardoor we meer in de flow van het wandelen komen. Soms praten we, maar vaker lopen we in stilte genietend naast elkaar verder. We zijn niet alleen op pad, maar wel vaak alleen in onze gedachten en dat is prima. De gestage cadans zorgt ervoor dat mijn hoofd stilaan leeg raakt. Mijn zintuigen zijn volledig gefocust op de natuur rond me. Een bij die zoemt, de zon op mijn huid, de lucht die trilt, de geur van brem en sparren… Ik heb mijn draai gevonden en ook mijn rugzak rust comfortabel op mijn heupen. Net voor Niel-bij-As sluiten we terug aan op de hoofdroute en lopen recht op het oudste station van Limburg af.
Het station van As werd gebouwd in 1878 en de spoorlijn Maaseik-Genk-Hasselt speelde jarenlang een belangrijke economische rol, voor de zinkfabriek in Rotem en als kolenspoor. Treinen rijden er al een hele tijd niet meer, maar we bewonderen vluchtig de oude treinstellen. Het is maar net na de middag en we hebben zonder het goed te beseffen al 13 kilometer gestapt. Dit wordt een makkie vandaag. Of toch niet?
De zon schijnt, ik zweet en mijn hiel begint pijn te doen maar ik focus me op het landschap en negeer het prikkende gevoel. Als we even halthouden, besluit ik toch maar even mijn schoenen en vochtige sokken uit te trekken en ja hoor, daar prijkt een dikke blaar op mijn rechtervoet. De laatste kilometers blijken altijd het zwaarst en terwijl de temperaturen oplopen, neemt ons looptempo stevig af. Met in totaal 42 kilometer afgelegd op 2 dagen kan ik geen pap meer zeggen.
Van Lourdes naar Bilzen
Met verzorgde voetjes en na een goede nachtrust is het moreel terug opgekrikt, dus kiezen we de iets langere route door het bos rond Wiemesmeer om zo het woongebied en verkeer te vermijden. Allebei zijn we zo in gedachten verzonken dat we de afslag naar De Grotvan Wiemesmeer voorbijlopen. Een stukje terug over de weg dan maar. Wie tegenwoordig een bezoek wil brengen aan een Lourdesgrot moet niet meer afzakken naar Frankrijk; in heel Vlaanderen vind je verspreid zo’n 650 replica’s. De Mariagrot van Wiemesmeer is een van de minder bekende en wij zijn die ochtend dan ook de enige bezoekers, hoewel de plek heel goed onderhouden lijkt en er tal van kaarsjes branden. De sfeer is er sereen en de bomen rondom brengen koelte: de ideale plek om een pauze in te lassen en onze gedachten de vrije loop te laten.
Verfrist duiken we terug natuurgebied in en mijn zintuigen staan op scherp. Ik ben me erg bewust van de ondergrond onder mijn voeten: asfalt wordt bospad, zand of stukken losse stenen. Quasi onmerkbaar past mijn tred zich aan. Sommige stukken bos zijn donker en vochtig, doorkruist door smalle, modderige paden om plots over te gaan in een brede laan vol warmte, licht en kwetterende vogels. Ook de geuren veranderen, van aards tot de geur van vakantie van de omringende naaldbomen.
In Zutendaal komen we restanten van loopgraven uit WO II tegen, bij het informatiebord laten we even tot ons doordringen hoe gruwelijk dichtbij de oorlog zich afspeelde. Ook in het Munsterbos vinden we nog aandenkens aan deze grimmige tijd; zo stuiten we op een herdenkingsteken waar een Britse bommenwerper crashte. Even verderop lijkt de opmerkelijke Sint-Amor kapel die in 1941 werd opgericht met het puin van de vloeren van legerbarakken en een gebombardeerd perron, eerder op een sprookjeshuisje. Bevreemdend hoe een plaats die zo lieflijk aandoet, zo’n sinister verleden kan hebben.
Gelukkig heeft het mooie Munsterbos, waar vrijwilligers zich dagelijks inzetten om het nog biodiverser te maken, ook luchtiger dingen voor ons in petto. Zo heeft een creatieve ziel stoeltjes uit een afgehakte boomstronk gemaakt, een premium picknickplaats. Het pad kronkelt verder langs de Bezoensbeek, een van de zuiverste waterlopen van Limburg, tot voorbij een groot vijvergebied waar we afgeknaagde boomstammetjes bespeuren. Duidelijk sporen van een beverfamilie! Met zicht op het kasteel van Groenendaal hangt een reusachtige boomstronk over de vijverrand, een veel idyllischer rustplek dan het bankje op het pad. Ik laat er nog even de vredigheid van deze plek op me inwerken, voor we het levendige Demerstadje Bilzen in kuieren. De terrasjes op de Markt, met daarop het stadhuis in Maaslandse stijl en de neogotische St.-Mauritiuskerk, lonken met zonnige zitplekjes en zuiderse tapas. Hoewel ik wel weet dat aperitieven eigenlijk niet zo’n goed plan is, bezwijk ik toch. ‘Dat hebben we wel verdiend,’ als excuus. Ik moet je dus niet vertellen dat de kilometers die nog volgen tot aan ons gastgezin de zwaarste tot nu toe blijken. Voetje voor voetje schuifelen we de heuvel op. Of dat aan het aantal kilometers (25!), de hoogtemeters of de alcohol ligt, laat ik wijselijk in het midden.
De weg zelf is je bestemming - Confucius
Gérard en zijn vrouw ontvangen pelgrims met open armen, inclusief rondleiding en gezellig babbeltje. ’s Ochtends worden we verwend met een ontbijt vol lokaal lekkers en hier in de fruitstreek mogen vers fruit en huisgemaakte confituur niet ontbreken. Met een voorraadje fris drinkwater en de restjes van het ontbijt als picknick in onze rugzakken worden we uitgezwaaid. Gérard waarschuwde ons al dat het na Bilzen een stuk meer klimmen en dalen zou worden en dat was niet gelogen. Zo dalen we af langs een typische holle weg, waar je op sommige momenten maar net twee voeten naast elkaar kan zetten. Ook het landschap is anders; de fruitbomen staan in bloei en in de hellingen zien we miniterrasjes, beter gekend als graften. Die werden oorspronkelijk aangelegd om de erosie van de hellingen tegen te gaan en de overgebleven exemplaren hebben een belangrijke ecologische functie, want de begroeiing biedt vaak een thuis aan dassen, vlinders en muizen. Ook typisch voor Haspengouw zijn de vele parasitaire maretakken in de populieren, sommige exemplaren meer maretak dan boom. Als we onder elke bos zouden stilstaan om te kussen geraken we nooit tot in Compostela.
Bij de landcommanderij Alden Biesen, ooit een hospitaal voor pelgrims, is het tijd voor een korte pauze. Ik zink neer op een bankje om de schade aan m’n ondertussen toch wel heel pijnlijke voeten op te meten. Dat ziet er niet al te best uit: ik heb stevig gezweet en de wrijving heeft heel wat blaren veroorzaakt. Gelukkig hebben we in Bilzen onze voorraad pleisters nog aangevuld. Bij de pakken blijven neerzitten is geen optie en dus zwerven we langs akkers, wijndomeinen en boomgaarden. Het hoogteverschil is aanzienlijk en onze klimmersbenen krijgen het stevig te verduren. Het open landschap is niet alleen eentoniger, het geeft ook de brandende zon vrij spel. Waarom heb ik geen hoed meegenomen? Vlak voor Tongeren verwelkomt het natuurgebied De Kevie ons met deugddoende schaduw en een luid kwakend kikkerkoor. Tachtig kilometer en zeven dikke vette blaren, ik weet niet of je mijn intocht in de stad nog wandelen kunt noemen. Sjokken? Strompelen?
Het is wel duidelijk dat ik zo niet verder kan. Voorlopig geven we er de brui aan, tot die voeten genezen zijn. Dan gaan we er weer voor. Volgens Confucius is de weg zelf tenslotte de bestemming.
Eindelijk schelpen…
Een tijdje na onze terugkomst spotte ik op de rommelmarkt een kraampje met jakobsschelpen. Toen de vrouw hoorde dat we de Camino nog verder zouden lopen, mochten we elk een schelp uitkiezen. Misschien gaat een pelgrimstocht daar wel over: mensen ontmoeten en hun vriendelijkheid en gastvrijheid ervaren.
Goed uitgerust op pad
Hoeveel (en wat) je meeneemt, hangt uiteraard af van de lengte van je tocht. Beperk het gewicht van je rugzak tot 10 à 15 % van je lichaamsgewicht en vergeet niet dat je die draaglast nog aanvult met een tweetal kilo water en mondvoorraad aanvult onderweg. De eenvoudige regel ? L aat alles wat je kan missen thuis.
Rugzak: 50-60 liter en 80 liter als je kampeerspullen meeneemt. Een regenhoes of poncho die ook over je rugzak past, is in België een must. Wij kozen voor een Keb 52 liter in het damesmodel en de Kaipak 38 liter, beide van het merk Fjällraven. Zelfs voor een tocht van minder dan een week hadden we een belading van rond de 10 kg pp.
Wandelstokken: omdat ik snel last heb van mijn knieën en enkels op ongelijke stukken of tijdens het afdalen, koos ik voor twee lichtgewicht, uitschuifbare wandelstokken. Ik was enorm blij met het kliksysteem, waardoor ik de wandelstokken makkelijk weer kon inklappen wanneer ik ze niet nodig had.
Schoeisel: hoge wandelschoenen zijn een must, in België liefst ademend Gore-Tex zodat je na een plensbui niet met natte voeten verder moet. Combineer met goed passende trekkingkousen; die zijn minstens even belangrijk als je schoenen. Test de combinatie van beide samen uit.
Voetverzorging: blaren kunnen je tocht stevig verzieken. Voorzie dus voldoende pleisters maar ook voetcrème, talkpoeder tegen de wrijving en iets om je blaren te verzorgen is zeker nuttig.
Waarom ga je op bedevaart?
Pelgrimeren of op bedevaart gaan was oorspronkelijk een religieus gebeuren. Pelgrims gingen op stap om te bidden, een heilige te vereren, boete te doen of om vergeving te vragen. Het is zo oud als de mensheid en door de eeuwen heen waren er honderden pelgrimsoorden in alle godsdiensten.
Het pelgrimeren evolueert echter voortdurend en elke pelgrim vult de tocht nu op zijn of haar eigen manier in. Sommigen hebben uiteraard religieuze motieven, maar ook sportieve of sociale motivaties tellen mee. Heel wat pelgrims dragen in hun rugzak niet enkel materiële dingen mee, maar ook iets wat ze op hun tocht een plaatsje willen geven.
De Camino naar Santiago de Compostela (ook wel Sint Jacobsroute of Jacobsweg genoemd) is populair en hoe dichter je bij de bestemming komt, hoe drukker belopen de routes zijn. De belangrijkste route door Spanje is de Camino Francés, een middeleeuwse verkeersas vanuit de Pyreneeën naar het graf van Jakobus. Bij aankomst in Santiago kan je een oorkonde krijgen, de zogenaamde Compostela; hiervoor moeten wandelaars minimum de laatste 100 km tot Santiago hebben afgelegd en fietsers de laatste 200 km. Heel wat pelgrims leggen slechts de afstand van Sarria naar Santiago af: dat voldoet om als pelgrim erkend te worden.
Pelgrimswegen dwars door België
Alleen al door België lopen er behalve de Via Limburgica nog zeven pelgrimswegen voor wandelaars, steeds aangeduid door de blauwe plaatjes met een gele jakobsschelp (soms ook met een jakobsschelp in de grond). Je kan ook aansluiten op de route vanaf je eigen woonplaats; ieder maakt zijn eigen persoonlijke tocht, je vertrekt dus waar je zelf wil.
1. Via Brabantica of Via Gallia Belgica
Bergen op Zoom (NL) naar Saint-Quentin (FR)
326 km in 12 tot 15 stapdagen
2. Via Brugensis
Sluis (NL) tot Arras (FR)
199 km in 7 tot 9 stapdagen
3. Via Limburgica
Thorn (NL) tot Cognelée, vanaf daar volgt de Via Limburgica hetzelfde traject als de Via Monastica.
156 tot 258 km in 7 tot 12 stapdagen
4. Via Monastica
Vessem (NL) tot Rocroi (FR)
283 km in 10 tot 13 stapdagen
5. Via Scaldea
Vlissingen (NL) tot Reims (FR)
367 km in 14 tot 17 stapdagen
6. Via Tenera
Breda (NL) tot Hordain (FR)
293 km in 11 tot 14 stapdagen
7. Via Thiérache
Olloy-sur-Viroin (B) tot Saint-Quentin (FR)
133 km in 5 tot 6 stapdagen
8. Via Yprensis
Nieuwpoort (B) tot tussen Wervik en Menen, vanaf daar sluit je aan op de via Brugensis.
72 km in 3 stapdagen