De maffe metamorfose van Albanië
Onder de communistische dictatuur was Albanië het ‘Noord-Korea van Europa’. Sindsdien heeft de kleine Balkanstaat een opmerkelijke metamorfose ondergaan. Vandaag is het land hot – ook voor fietsers.
- Fietsen
Het laatste zonlicht werpt lange schaduwen op het Skanderbegplein. Hipsters flaneren over de glimmende tegels, terwijl de muezzin vanuit de minaret van de Et'hem Bey-moskee oproept tot het avondgebed. Het stadsverkeer is een ver geruis. Nergens is de metamorfose van het land tastbaarder dan op het centrale plein van Tirana, tot 2017 een troosteloze rotonde met luid toeterende auto’s. Op initiatief van burgemeester Erion Veliaj verdween de rotonde, het verkeer werd omgeleid en het plein door het Belgische architectenbureau 51N4E omgetoverd tot een voetgangerszone, omringd door imposante architectuur.
De blikvangers zijn niet de oude moskee of het sobere Nationaal Historisch Museum uit het communistische tijdperk, maar avant-gardistische wolkenkrabbers, zoals de 4 ever Green Tower of de TID Tower. Zelfs de Albanese volksheld Gjergj Kastrioti alias Skanderbeg – zijn ruiterstandbeeld waakt over het plein – lijkt zijn wenkbrauwen te fronsen. Met een BBP per hoofd van de bevolking van 7.956 US-dollar (2023) is Albanië immers niet bepaald een welvarend land.
‘Massa’s geld uit criminele activiteiten komen het land in en worden witgewassen door grote bouwprojecten in de hoofdstad en aan de Albanese Rivièra’, legt Erlis Rizvanolli uit. De atletische dertiger met donkere ogen, gitzwarte haren en een ontwapenende glimlach is fietsgids voor Cycle Albania. Samen met Tani, die de volgwagen bestuurt, neemt hij ons mee op een achtdaagse tocht langs de Unesco-Fietsroute – van Lin aan het Meer van Ohrid tot Vlorë aan de Adriatische kust. ‘Dat is ook het mooiste deel van de route’, beaamt de fietsfanaat die toerisme studeerde in Toronto en jaarlijks op de Unesco-Fietsroute 7.200 kilometer bijeen trapt.
Boomgaard van Albanië
Na de proloog langs het Meer van Ohrid volgt op dag twee de eerste forse klim vanuit Pogradec. Erlis rijdt voorop, in zijn kielzog volgen Dennis, een Deen van 61 die ons allemaal op een hoopje fietst; de Engelsen Nic, Ryan en Darryl; een Amerikaans gezin van drie; en tot slot mijn kompaan Jan en ik.
De klim eindigt op de vruchtbare hoogvlakte van Korçë, de ‘boomgaard van Albanië’. Appels, peren en kersen groeien hier in overvloed, maar de boomgaarden zijn klein en soms verwilderd. De dorpjes ogen arm, veel huizen zijn verlaten. Kinderen zwaaien enthousiast, een herder staart ons meewarig achterna. Een zware SUV met donkergetinte ramen scheurt rakelings langs ons heen, even later sjokt een boer op een ezel voorbij. Het contrast tussen arm en rijk is schrijnend. ‘Veel plattelandsbewoners hebben moeite om de eindjes aan elkaar te knopen’, verraadt Erlis, ‘22 procent van de bevolking moet rondkomen met amper vijf dollar per dag’. Hij verwijst naar de regering die liever fruit of melk uit de buurlanden importeert, zodat veel boeren op hun oogst blijven zitten. De gemoederen zijn verhit. In een café zien we op het tv-scherm met eigen ogen hoe een woedende boer in Lushnjë uit protest dertig ton melk op straat dumpt.
Uit de Franse tijd
In Korçë verblijven we in een hotel aan de rand van de oude binnenstad. Haar bijnaam ‘Parijs van Albanië’ verwijst naar de vele panden uit de tijd van de Fransen, die hier van 1916 tot 1920 de plak zwaaiden. Op architectonisch gebied biedt Korçë een mooie mix van oud en nieuw: de Mirahor-moskee (1453), de op één na oudste van het land, staat in schril contrast met de Red Tower, een rood-witte uitzichttoren van 2014, door sommigen spottend de penis van Korçë genoemd. Verbluffend is echter vooral de ‘kathedraal van de Verrijzenis’. De moderne orthodoxe kathedraal is de op twee na grootste van de Balkan en werd pas in 1992 gebouwd. Haar voorganger werd verwoest door de communisten.
’s Avonds schuiven we in restaurant ‘Vila Cofiel’ aan voor het diner. En hier word je echt verwend in Albanië, niet alleen door de stevige porties, maar vooral door de hoge kwaliteit. Op tafel komen massa’s verse groenten, vaak ook fruit, vis en zeevruchten of pasta. Gerechten zoals sallate fshati (boerensla), byrek (bladerdeeg gevuld met kaas of groenten), qofte (vleesballen) of patëllxhane të mbushura (gevulde aubergines) komen in talloze kleine schaaltjes, die, zoals gebruikelijk in Albanië, worden gedeeld onder de disgenoten.
Dwars door de bergen
De volgende dag is het menens. Het hoogteprofiel, dat Erlis ons via WhatsApp stuurt, lijkt net een seismogram. Vanaf een 1.169 meter hoge pas, het hoogste punt van de route, zien we de eerste besneeuwde pieken. Over een dunbevolkt plateau rollen we naar Ersekë, met 1.020 meter de hoogste stad van Albanië, en zoeven dan over een gloednieuwe weg omlaag naar het Lengaricë-dal. Maar dan slaat het noodlot toe. Ryan stuit op een kuil en landt met een lelijke smak op het asfalt. Zijn ‘werkdag’ zit erop. De Engelsman, zelf arts, vreest voor een breuk in zijn rechterarm.
Op de laatste klim van de dag maken we een praatje met Gezim, een herder uit Leskovik. Helaas begrijpen we niet veel, behalve de woorden ‘Enver Hoxha’, ‘duivel’ en ‘zwarte dagen’. Zoals veel oudere Albanezen huivert hij nog steeds bij de gedachte aan Hoxha’s schrikbewind, dat van Albanië een van de meest geïsoleerde landen ter wereld maakte. Stille getuigen van de communistische dictatuur zijn de vele bunkers die we elke dag wel ergens spotten. De paranoïde dictator liet er bijna 200.000 bouwen tijdens de Koude Oorlog, uit angst voor een invasie. Sommige werden later omgebouwd tot stallen, restaurants of opslagplaatsen, de meeste zijn al lang vervallen.
Een heerlijk contrast biedt de Farma Sotira, een bergboerderij omringd door donkere naaldbossen. Met knusse houten hutten en een terras waar we in de namiddagzon een biertje drinken met uitzicht op de forellenvijver, waar de waard even later met een schepnet het avondeten uit vist.
In de wilde vallei
De volgende dag wordt het landschap nog mooier en wilder. Na de klim door het bos naar de Qafa e Hazërit (1.113 m) ontvouwt zich een prachtig uitzicht op de rotswanden en sneeuwkappen van de Nemërçkë-keten (2.485 m). Wat een decor! Je zou zowaar met tegenzin aan de afdaling beginnen. En die is niet van de poes: in een eindeloze reeks bochten duiken we naar het dal van de Vjosë, duizend meter lager. Tijd voor een muziekje, denkt Erlis, die er vandoor sjeest op Metallica’s Enter Sandman. Zijn favoriete tune voor het ruigere werk…
De Vjosë is de laatste grote, ongerepte rivier in Europa. Over een lengte van 270 kilometer stroomt de turquoise rivier vrank en vrij door een diep ingesneden dal, omringd door hoge rotsen, donkere bossen en de roze bloesems van judasbomen. Nu eens meandert ze traag tussen enorme grindbanken, dan weer jaagt ze wild schuimend door een enge kloof. Vervallen bruggen, waarvan de resten boven de rivier bungelen, versterken het ruige karakter. Bij de resten van de Ponte Perati herinnert een gedenkplaat aan de hevige gevechten van 1941, toen het Griekse leger hier door Italiaanse troepen in de pan werd gehakt.
De weg kronkelt nu eens over de bodem van het dal, dan weer hoog boven de rivier en verrast met prachtige uitzichten. Toch scheelde het maar een haar of dit unieke ecosysteem was voor altijd verloren geweest. ‘De regering had twee grote waterkrachtprojecten gepland in Poçem en Kalivaç’, legt Erlis uit, ‘net in de ecologisch meest waardevolle gebieden. Maar de valleibewoners en natuurbeschermers gingen op de barricaden. Zelfs Leonardo di Caprio bemoeide zich ermee. Uiteindelijk ging de regering overstag. Sinds 2023 is de Vjosë beschermd door een nationaal park.’
Verkeer is er amper, de stilte is oorverdovend. ‘Waar zou de volgwagen eigenlijk zijn?’ hoor ik Jan luidop denken… Het antwoord laat niet lang op zich wachten. Vanuit het bos, een paar bochten dieper, naderen flarden nogal luide Albanese rock. Een glimlach krult rond onze monden. Tani heeft alles onder controle. Later horen we dat hij met Ryan in Përmet was, om een röntgenfoto te laten maken van Ryans arm. Vergeefs: het röntgentoestel van het lokale ziekenhuis is helaas twee maanden eerder in vlammen opgegaan. Maar een arts bevestigde de zelfdiagnose van Ryan: een breuk – wat de dokter er niet van zou weerhouden om enkele dagen later alweer op een e-bike te klauteren. Met Engelsen kun je altijd naar de oorlog...
Kort voor Përmet heeft Erlis een verrassing in petto. Een zijweg voert het dal van de Lengaricë in, een riviertje gevoed door warmwaterbronnen die werden opgestuwd tot een natuurlijk bad. Daarin is het heerlijk ontspannen, met uitzicht op de Ura e Katiut, een dot van een Ottomaanse stenen boogbrug. Mooier kun je een fietsdag niet beëindigen, toch?
Adembenemend werelderfgoed
Een dag later duikt Gjirokastër op aan de horizon. Sombere ruwbouwpanden, vervallen industriecomplexen en kleurloze tankstations zomen de toegangsweg naar de geboortestad van voormalig despoot Enver Hoxha. Een verademing is de oude binnenstad, die tegen een bergflank opklimt, beheerst door een Ottomaanse burcht. Samen met Erlis verkennen we het massieve complex met zijn opslagplaatsen, galerijen, kruitreservoirs, kanonnen en de kerkers, waarin tijdens de communistische dictatuur massa’s politieke gevangenen zuchtten. Ik huiver bij de blik op de folter- en executiekamer en de cellen voor de terdoodveroordeelden.
Bekend werd Gjirokastër echter vooral vanwege de vele versterkte woontorens, gebouwd door rijke Ottomaanse families. Sommige zijn nu omgebouwd tot B&B’s, andere, zoals het Skënduli House, zijn als museum ingericht en bieden inzicht in de levensstijl van een welgestelde Ottomaanse familie.
Een laatste pas scheidt ons van de Albanese kust. We rijden rond de Lagune van Butrint, een brakwatergebied dat verbonden is met de open zee door een breed kanaal, het Kanali i Vivarit. Er is geen brug, alleen een gammel pontje, dat door een hobbyknutselaar ineen geflanst lijkt. Fietsen, een handvol auto’s en zelfs een vrachtwagen krijgen een plekje op het krakkemikkige vaartuig, dat tot mijn verbazing niet zinkt.
Aan de overkant wacht een rondleiding door Butrint, nóg een Unesco-attractie. En niet de minste: op een bebost schiereilandje, vlak bij het Griekse eiland Corfu, ligt een van de belangrijkste archeologische vindplaatsen van het Middellandse Zeegebied. Oorspronkelijk was Butrint een Griekse havenstad, maar ook Rome, Byzantium en Venetië lieten hun sporen achter. Aan de ingang waakt een zware Venetiaanse wachttoren, vlakbij liggen resten van het Griekse heiligdom van Asklepios, een Romeins theater en thermen, en een Byzantijnse basiliek. De Romeinse mozaïeken krijgen we niet te zien. Die werden weer onder het zand gestopt – als bescherming tegen zon, regen en… toeristen. De ruïnes werden in de jaren 1928-1936 blootgelegd door de Italiaanse archeoloog Luigi Maria Ugolini. Door een aardbeving zonk het gebied en staan delen nu onder water. De waterschildpadden die vrolijk rondzwemmen tussen de ruïnes zal het worst wezen.
Langs de Rivièra
De laatste twee dagen volgen we de Albanese Rivièra. Onderweg springen hier en daar kolossale vastgoedprojecten in het oog. De ‘wasmachine’ van de Albanese maffia draait op volle toeren. Grote delen van kust zijn gelukkig nog ongerept. Ruige kliffen wisselen af met turquoise inhammen. Aan de horizon tekenen zich de omtrekken van de Griekse eilanden Corfu, Othoni en Erikoussa af. Tussen olijfbomen, palmen en citroenen schitteren witgekalkte bergdorpjes, zoals Vuno – met het enige verkeerslicht tussen Sarandë en Vlorë – en Dhërmi.
Twee herders, de ene met een pet, de andere met een fors woekerende baard, wenken ons. Als ik op mijn camera wijs, knikken ze. De mannen spreken geen woord Engels, maar poseren gewillig. Ik fotografeer en bedank hen. De pet sjokt verder, maar de baard blijft staan en begint hectisch met zijn vingers te wriemelen. Ik begrijp het en stop hem 200 lek toe, waarop de baard, die plots het Engels machtig blijkt, gromt: ‘More!’ Meer munten wisselen de bezitter, waarop hij – intussen vrij brutaal – roept: ‘More! More!’ Maar ik vind het welletjes, bedank hem nog eens en ga er als de gesmeerde bliksem vandoor. Niet dat hij zo meteen nog een revolver uit zijn knapzak opdiept…
Een laatste forse klim brengt ons met een reeks kolossale haarspeldbochten naar de Llogana-pas, 1.027 meter boven de kust. In de omringende bergen zouden nog wolven leven. Van deze roofdieren gaat alleszins minder gevaar uit dan van de soms best agressieve automobilisten die in hun zware SUV’s voorbij zoeven. Voor we aan de lange afdaling te beginnen, genieten we van een laatste adembenemend kustpanorama. Erlis knikt. Uit zijn koptelefoon weerklinken de vertrouwde klanken van Enter Sandman. En dan weet je hoe laat het is…
Het Meer van Ohrid
Het 349 km² grote Meer van Ohrid ligt op de grens van Albanië en Noord-Macedonië en behoort tot het natuurlijk en cultureel erfgoed van de regio Ohrid. Het Noord-Macedonische deel werd in 1979 door de Unesco als werelderfgoed erkend, het Albanese deel in 2019. Naast het meer zijn ook vele kerken, kloosters en antieke ruïnes beschermd, zoals het klooster van Sveti Naum (op Noord-Macedonisch grondgebied). Het 288 m diepe Meer van Ohrid is een van de diepste meren van Europa. Het ligt in een karstgebied en wordt gevoed door onderaardse bronnen en een ondergrondse verbinding vanuit het naburige, 200 m hoger gelegen Prespameer. De afwatering gebeurt via de rivier de Zwarte Drin in de Adriatische Zee. Het meer heeft een tektonische oorsprong en ligt in een slenk, een langzaam zinkend dal, geflankeerd door twee evenwijdige breuken. Het is met zijn 1,36 miljoen jaar een van de oudste meren ter wereld en herbergt diverse endemische diersoorten, zoals de forellen koran of ‘Ohridforel’ (Salmo letnica) en belushka (Salmo ohridanus).
900 ton cannabis
‘Blijf zeker uit de buurt van dit dorp!’ staat er vetgedrukt in mijn reisgids. Wat verder lees ik: ‘Nieuwsgierigen werden hier al meermaals en zonder waarschuwing beschoten.’ Lazarat telt maar 2.800 inwoners, maar is een begrip tot ver buiten het land. Jarenlang was het dorp hét centrum van de marihuanateelt in Albanië en werd gecontroleerd door de maffia. Op een areaal van zo’n 60 hectare produceerden drugsbendes jaarlijks tot 900 ton cannabis, met een straatwaarde van 4,5 miljard euro – dat komt overeen met de helft van het Albanese BBP. Het politiekantoor werd in 2004 in de lucht gejaagd. In 2014, toevallig net voordat de EU zou beslissen of Albanië de felbegeerde status van kandidaat-lidstaat zou krijgen, omsingelde de politie het dorp met 900 man en pantservoertuigen, en werd prompt verwelkomd met machinegeweren, raketwerpers en granaten. 650.000 cannabisplanten gingen in vlammen op, honderden personen werden opgepakt, maar slechts tien veroordeeld. De grote jongens bleven buiten schot. Niet zo ongewoon in een land waar corruptie nog steeds hoogtij viert: gearresteerd wordt in de regel alleen wie geen ‘vrienden’ heeft bij de politie of in de politiek.
Fietsen op de Unesco-Fietsroute
De Unesco-Fietsroute is een rondtocht van 1.080 km met begin-/eindpunt in Tirana. De route kronkelt door het zuiden van Albanië en verbindt het bergland met de Ionische en Adriatische kust. Ze ontleent haar naam aan de drie werelderfgoederen langs het traject: het Meer van Ohrid, de historische centra van Gjirokastër en Berat, en de archeologische vindplaats Butrint. Het traject wordt in de regel opgedeeld in 15 etappes. De beste tijd voor een fietstocht zijn de maanden april tot juni, september en oktober. De zomermaanden zijn te heet. De door Cycle Albania aangeboden tocht omvat de zuidelijke en mooiste etappes. De hoogteverschillen zijn vaak pittig, op veel dagen moet je 1.000 of meer meter klimmen en/of dalen. Fietsers met een puike conditie kunnen de tocht maken met een normale trekkingfiets, anders ben je beter af met een e-bike. Bij Cycle Albania kun je terecht voor een groepsreis met een gids, een individuele fietstocht of de huur van fietsen/e-bikes.